Aanslag Manchester onderstreept dat Libië hofleverancier van jihadisten is
Wekelijks levert RD-correspondent Martin Janssen commentaar op actuele gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Vandaag: het Westen was blind voor de situatie in Libië. Met alle gevolgen van dien.
Toen al-Qaida in oktober 2006 in Irak met enkele andere militante islamitische bewegingen de Islamitische Staat in Irak (ISI) oprichtte, trok dat in het Westen nauwelijks de aandacht.
Ten onrechte, zoals jaren later zou blijken. Want deze radicale milities hadden besloten dat de tijd was aangebroken voor een volgende fase in de voorbereiding op de stichting van een islamitisch kalifaat.
Het was ISI die in Irak in deze periode verantwoordelijk was voor de dood van duizenden Amerikaanse militairen. In 2007 deed het Amerikaanse leger bij de Iraakse plaats Sinjar een belangrijke vondst. Hier werd een groot aantal documenten van ISI buitgemaakt, waarin gedetailleerd de gegevens waren geregistreerd van buitenlandse strijders. Zij hadden zich voor de jihad in Irak bij ISI aangesloten.
Uit deze documenten bleek dat Libië, na Saudi-Arabië, het land was dat de meeste strijders voor ISI had geleverd. Deze Libische militanten waren vrijwel zonder uitzondering afkomstig uit oostelijk Libië. Dat wordt door islamisten Cyrenaica genoemd, en daar bevindt zich onder andere de stad Benghazi. Om historische redenen was dit gedeelte van Libië altijd religieus-orthodox geweest, omdat het Saudische wahabisme hier wortel had geschoten.
Het was daarom niet toevallig dat in Benghazi in 2011 de opstand begon tegen de toenmalige Libische leider Gaddafi. Dit had het Westen te denken moeten geven, maar dat gebeurde niet.
Het West Point Institute, dat de in 2007 in Sinjar gevonden documenten analyseerde, kwam tot een aantal belangrijke conclusies. Allereerst dat de regio Benghazi-Tobroek in Libië een van de grootste concentraties van jihadisten ter wereld had. Dat verklaarde de grote Libische aanwezigheid in Irak.
Een andere conclusie luidde dat de Libyan Islamic Fighting Group (LIFG) in Libië in belangrijke mate verantwoordelijk was voor het doorsluizen van jihadisten naar de Islamitische Staat in Irak. Deze LIFG had zich volgens veel experts bij al-Qaida aangesloten.
Gaddafi had de leden van deze LIFG genadeloos vervolgd, omdat hij terecht dacht dat ze een groot gevaar vormden voor de regio. Veel van deze LIFG-leden wisten echter te ontkomen naar Europa, waar ze tot frustratie van Gaddafi politiek asiel kregen.
Een van hen was Ramadan Abedi, wiens zoon Salman onlangs een bloedbad aanrichtte in Manchester.
Net als vele andere LIFG-leden in Europa wachtte ook Ramadan Abedi op het moment dat hij naar Libië kon terugkeren om hier een shariastaat op te richten. Tijdens zijn jaren in Britse ballingschap had hij waarschijnlijk nooit kunnen vermoeden dat het uitgerekend de NAVO-bombardementen op Libië waren die dat in 2011 mogelijk zouden maken.
Libië veranderde na 2011 in één groot trainingskamp voor radicale milities waar ook Ramadans zoon Salman graag en veelvuldig vertoefde. Wat hij hier leerde, liet hij onlangs in Manchester zien.