Spotlight: een wandelende dominee als trendsetter
Voor veel mensen is een wandeling de beste vrijetijdsbesteding die er bestaat. Tot rust komen, in de natuur zijn, je hoofd leegmaken. Maar dat is niet altijd zo geweest. De 19e-eeuwse predikant Jacobus Craandijk was de man die zijn landgenoten voor het eerst aan het wandelen kreeg.
Wandelen is een hobby die nog helemaal niet zo lang bestaat. Mensen uit vroeger eeuwen wandelden niet, die liepen. Ze bewogen zich voort om van de ene plaats naar de andere te komen. Zomaar de natuur in gaan om een beetje rond te zwerven, dat deden ze niet. Dat kwam pas op in de loop van de negentiende eeuw, toen de mensen heel anders naar landschappen gingen kijken, toen ze de ”vrije natuur” soms zelfs hoger gingen waarderen dan de geordende landschappen –akkers, weilanden, tuinen, parken– waar hun voorouders het meest van hielden.
De doopsgezinde predikant Jacobus Craandijk (1834-1912) is volgens zijn biograaf (en verre familielid) Flip van Doorn de eerste Nederlandse wandelaar geweest. Weliswaar had je al iets eerder Jacob van Lennep met zijn wandelingen door Nederland, maar die ging het toch meer om het doel –een bepaalde stad bereiken en bekijken– dan om het wandelen op zichzelf.
Je had ook mensen die graag rondliepen in hun eigen park of op zondagmiddag een rondje kuierden en daarbij liefst zo veel mogelijk mensen ontmoetten. Maar dat was volgens de schrijver nog altijd niet het echte wandelen, „weg van sociale verplichtingen en burgerlijk geneuzel.”
Bij Craandijk wordt dat anders. Wat hij het liefste doet: zomaar een beetje rondzwerven, en dan vastleggen wat hij ziet – want zonder schrijf- en tekenboek gaat hij niet op weg. Hij is er beroemd mee geworden, beroemder dan met zijn preken voor de doopsgezinde gemeente, want zijn wandelverslagen worden gebundeld en uitgegeven. ”Wandelingen door Nederland met pen en potlood” heet zijn goed verkochte boekenserie die vanaf 1875 begint te verschijnen.
Het boek dat schrijver en journalist Flip van Doorn over hem maakte, ”De eerste wandelaar”, is geweldig om te lezen door de boeiende manier van vertellen, en ook door alle prachtige citaten en leuke weetjes over het Nederlandse landschap en het dagelijks leven in Craandijks tijd. Niks abstracts aan: het gaat over kleurrijke mensen en dingen, en het weet een mooi gedetailleerd beeld op te roepen van deze 19e-eeuwse dominee en het land waar hij doorheen wandelde.
De keerzijde daarvan is dat het verhaal soms een beetje rommelig en wijdlopig is, het is moeilijk om de draad vast te houden te midden van alle kleine verhaaltjes en beschouwingen die elkaar afwisselen. Nu eens gaat het over Craandijk, dan weer over de schrijver Van Doorn (die in de ik-vorm vertelt en ook als persoon nadrukkelijk aanwezig is in zijn boek). Een beschouwing over het wandeltoerisme kan zomaar overgaan in een persoonlijke herinnering van de schrijver of een verhaaltje over spoorlijnen, fietsen, fotografie, het doopsgezinde gemeenteleven of de Nijmeegse Vierdaagse.
Dit boek vraagt dus om lezers die zich eraan overgeven en genieten van de sfeer, niet om lezers die het willen samenvatten of die snel informatie over een bepaald onderwerp willen zoeken – die laatsten zullen er moeite mee hebben. De enige ordening die aangebracht is, heeft te maken met de diverse provincies. Dat is handig voor wandelaars die zelf in een bepaalde streek een route gaan lopen, en van tevoren of achteraf de sfeer van het 19e-eeuwse landschap willen proeven.
Het is zelfs mogelijk om sommige routes van Craandijk te lopen, met een historisch wandelkaartje (zie jacobuscraandijk.nl, een prachtige website die de auteur al eerder in samenwerking met het dagblad Trouw maakte). Al is er in het landschap natuurlijk veel veranderd, hebben landschappen vaak plaatsgemaakt voor huizen en kantoren, zijn oude gebouwen verdwenen en nieuwe wegen en spoorlijnen aangelegd.
Craandijk zelf heeft dat gevoel wel gehad: dat de tijd snel veranderde, en dat hij zich moest haasten om al dat verdwijnende natuurschoon en al die verdwijnende monumenten vast te leggen. Hij vond die ontwikkeling niet erg, hij was blij met de vooruitgang (hoewel hij theologisch gezien als best conservatief te boek stond). Maar hij was wel van mening dat in elk geval de herinnering bewaard moest blijven. En daarmee heeft hij meer impact gehad dan hij zelf misschien dacht. De gebieden en gebouwen die hij beschreven heeft, zijn vaak van vernietiging gered door de begin 20e eeuw nieuw opgerichte stichtingen en verenigingen voor monumentenzorg en natuurbehoud.
De wegen en paden zijn een verhaal apart. Misschien bewaren die de geschiedenis nog het best. De oude zand-, grint- en modderpaden die sinds mensenheugenis door het landschap lopen, zijn vaak verbreed en bestraat of geasfalteerd. Er zijn ook nieuwe wegen en straten bij gekomen. Maar toch is heel vaak de structuur van het eeuwenoude net van verbindingslijnen tussen de dorpen en steden nog te herkennen.
Een uitgave die dat mooi laat zien, is de ”Historische fietsatlas”, die de fietsknooppunten van onze tijd projecteert op oude kaarten uit 1868. Met dat boekje op zak zou je de oude elementen in het landschap (die op moderne fietskaarten ontbreken) beter kunnen zien. Bijvoorbeeld oude beeklopen, zomerdijken, verdedigingswerken. Maar het lastige is wel dat er nergens tekst of uitleg gegeven wordt, dat er geen verhalen verteld worden, en dat je zelf wel heel goed op de kaart moet turen om de belangrijke dingen te ontdekken.
Wat dat betreft doet ”De eerste wandelaar” het gewoon beter. Daarin zie je die 19e-eeuwse heer met zijn wandelstok over de paden gaan, „bij voorkeur niet des Zondags” omdat het dan zo druk is op de weg. Hij zal trouwens op die dag ook moeten preken – en hij is geen dominee die de hand licht met het gemeentewerk. Misschien houdt hij daarom wel zo van wandelen, omdat hij óók met hart en ziel predikant en pastor is. De ziel gaat immers te voet.
”De eerste wandelaar”, Flip van Doorn; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2017; ISBN 978 94 004 0753 4; 464 blz.; € 22,99; ”Historische fietsatlas”, J. F. G. Eberhardt; uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 5881 625 2; 160 blz.; € 19,50.