Column: Streep door euthanasiewet zou het beste zijn
Het verschijnen van de jaarrapportage van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) maakte ook dit jaar weer veel discussie los. In 2016 ontvingen de RTE 6091 meldingen van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding. Het gaat om 4 procent van het totale aantal mensen dat vorig jaar in Nederland is overleden.
Vergeleken met 2015 is er (opnieuw) sprake van meer meldingen. De groei bedroeg 575 zaken. Daarvan had een aanzienlijk deel betrekking op patiënten met kanker, aandoeningen van het zenuwstelsel en hart- en vaatziekten. Daarnaast groeide onder meer het aantal meldingen over patiënten met dementie (32), een psychiatrische ziekte (4) of een stapeling van ouderdomsaandoeningen (61).
In Medisch Contact (weekblad van de KNMG, de federatie van beroepsverenigingen van artsen) werd gesproken van een „lichte stijging.” Eerlijk gezegd vind ik de toename fors, maar kennelijk is Nederland gewend geraakt aan de stijgende trend in de afgelopen jaren.
De hogere aantallen maakten de tongen niet zozeer los. Dat gebeurde wel door het voorstel van RTE-voorzitter Jacob Kohnstamm om euthanasiezaken af en toe te laten toetsen door de Hoge Raad; cassatie in het belang der wet, zoals dat officieel heet. ChristenUnie en SGP reageerden kritisch, wat ik goed begrijp. Gaat deze toetsing niet leiden tot een ruimere euthanasiepraktijk?
Kohnstamm wil graag meer rechtszekerheid over de reikwijdte van de wet, omdat het openbaar ministerie tot nu toe geen euthanasiegevallen voor de rechter heeft gebracht. ChristenUnie en SGP zien de gang naar de Hoge Raad echter als een soort juridische rugdekking, wat een verruimend effect zal hebben.
Dit verruimende effect zien we door de jaren heen echter al ontstaan door het werk van de toetsingscommissies zelf. Elk oordeel ”zorgvuldig” dat wordt gegeven, bevestigt artsen in hun „voortschrijdende inzichten” ten aanzien van bijvoorbeeld euthanasie bij dementie of euthanasie in de psychiatrie.
De Code of Practice, die de RTE in 2015 uitbracht, speelde ook een belangrijke bevestigende rol. Deze code is een soort samenvatting van de overwegingen die de commissies in jaarverslagen en openbaar gemaakte beoordelingen hebben gepubliceerd. Artsen en patiënten kunnen door deze code een beeld krijgen van de voorwaarden waaraan bij euthanasie moet zijn voldaan. Daardoor weten zij beter wat zij kunnen verwachten. Dit geeft helderheid over de wijze waarop de commissies de wet toepassen.
Al die jaren heeft echter niemand het werk van de toetsingscommissies getoetst! Het ziet er ook niet naar uit dat het openbaar ministerie binnenkort wel naar de rechter stapt. Een toetsende rol door de Hoge Raad zou een stap in de goede richting kunnen zijn. De Hoge Raad heeft in het arrest-Brongersma bijvoorbeeld de heldere uitspraak gedaan dat euthanasie bij levensmoeheid niet kan (in april 1998 beëindigde de voormalige PvdA-senator E. Brongersma zijn leven door medicijnen die huisarts Sutorius hem had verstrekt. De man had geen ernstige lichamelijke of psychische kwalen.)
Tegelijk ben ik bang dat ook de Hoge Raad zal aanlopen tegen het feit dat de criteria van de euthanasiewet te ruim zijn geformuleerd, en dat artsen te goeder trouw handelen als een patiënt zijn lijden als ondraaglijk en uitzichtloos ervaart. Achteraf beoordelen of iemand ondraaglijk heeft geleden, is onmogelijk. Bovendien: een samenleving die ouder worden en lijden steeds moeilijker kan aanvaarden, ervaart steeds meer vormen van lijden als uitzichtloos en ondraaglijk.
Het zou beter zijn als de wetgever de criteria van de wet zou aanscherpen, bijvoorbeeld door euthanasie alleen toe te staan bij patiënten met een zeer beperkte levensverwachting, de terminaal zieken.
Een complete streep door de euthanasiewet zetten en in alle opzichten zorgen dat mensen tot het einde kunnen leven, zou nog beter zijn. Dat vraagt om passende zorg, waarbij ondraaglijk lijden draaglijk wordt gemaakt door goede fysieke, psychische, sociale en geestelijke hulp. Ondraaglijk en uitzichtloos lijden vraagt om mensen die om de zieke heen staan en bereid en in staat zijn tot ”mede-lijden”.
Voor een streep door de euthanasiewet bestaat helaas onvoldoende draagvlak. In onze samenleving zijn veel mensen gefixeerd op de dood als oplossing voor ernstig lijden. Maar letterlijk een ”samenleving” zijn, betekent dat je het leven beschermt en de dood op een gezonde afstand houdt.
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink is directeur NPV | Zorg voor het leven. Reageren? rubriekforum@refdag.nl