PKN-nota over mobiliteit zet in bij roeping tot ambt
De dienaar van het Woord moet niet een soort zzp’er worden die zichzelf in de kerkelijke markt moet zetten. Maar een zekere mobiliteit van predikanten mag gestimuleerd worden, reageert drs. P. J. Vergunst.
Op dit moment lezen velen het recent gepresenteerde boek ”Nu het ouderdomt”, waarin ds. A. Beens op zijn ambtelijke leven terugblikt. Met een zeker heimwee overdenk je dan de voorbije decennia, in kerkelijk en vooral geestelijk opzicht. Bij dat heimwee trekt het woord van de Heere Jezus uit Lukas 9 mij weg: „Niemand die kijkt naar wat achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk van God.” Ik leer veel van de geschiedenis, ook van dit boek, maar moet Hem vandáág dienen.
Als ds. Beens er in 1981 precies vier Sommelsdijkse jaren op heeft zitten, „melden zich naar de gewoonte in de Hervormde Kerk de eerste hoorcommissies.” Direct staan er vijf gemeenten op de stoep. In 33 jaar diende hij zeven gemeenten. Over mobiliteit gesproken.
Spanning
Vrijdagmorgen spreekt de synode van de Protestantse Kerk in Nederland opnieuw over de mobiliteit van predikanten. Dat gebeurt in het kader van het plan ”Kerk 2025”, de vanwege de aangrijpende neergang van de kerk noodzakelijke afslanking van haar organisatie, waarin de kerk zich tegelijk explicieter uitspreken wil over het werk van Vader, Zoon en Heilige Geest.
Twee jaar geleden al noemde de synode de verbinding voor onbepaalde tijd van een predikant aan een gemeente een knelpunt. Een halfjaar later werd uitgesproken dat „een predikant loyaal zou moeten meewerken aan een nieuwe beroeping als de gemeente toe is aan een nieuwe verbintenis.” En in het voorjaar van 2016 waren het de voorstellen rond de mobiliteit van de predikant die als onderdeel van ”Kerk 2025” als enige in de synode strandden. Ook de Gereformeerde Bond reageerde toen kritisch ten aanzien van de verwoorde visie op het ambt en stelde de vraag: „Hoe kan de gemeente bewaard blijven bij de belijdenis dat de Heere ons door middel van de ambten bij de gehoorzaamheid aan Zijn Woord wil bewaren?”
Het stellen van die vraag betekent echter geen wegkijken van de werkelijkheid. Ik zie ook dat er in toenemende mate situaties zijn waarin spanning tussen predikant en kerkenraad beiden verlamt. En ik las vorige maand ook dat er bij vrijgemaakt-gereformeerden en Nederlands gereformeerden op landelijk niveau geen oplossing gevonden is voor „het vastgelopen beroepingswerk”, ondanks de uitspraak dat „een dominee iedere tien jaar naar een andere gemeente zou moeten verkassen. Dat voorkomt spanningen en conflicten met kerkenraad en gemeente.”
Zeker, generaliseren moeten we niet, maar in een tijd waarin de persoon van de prediker meer aandacht krijgt en zijn ambtelijke werk daardoor kwetsbaarder wordt, is enige mobiliteit gezond.
Kerk-zijn
Nu ligt er een nieuwe nota, ”Naar een cultuur van mobiliteit”. Eerder berichtte het RD (6-4) dat de Gereformeerde Bond hier kritisch op reageerde, namelijk op het voorstel om predikanten in tijdelijke dienst te beroepen. Immers, hiermee zal er fundamenteel iets veranderen in de relatie tussen predikant en gemeente.
De overwegingen en het besluitvoorstel in de vrijdag te bespreken nota staan inderdaad in het kader van ”flexibiliteit, werkgelegenheid en teamwork”. Dit zijn vanwege de krimp van honderden gemeenten leidende noties geworden in het nadenken over waar predikanten en kerkelijk werkers ingezet moeten worden.
Het komt voort uit de missie van de Gereformeerde Bond er aandacht voor te vragen dat de dienaar van het Woord niet een soort zzp’er wordt die zichzelf in de kerkelijke markt moet zetten. „Als je via een portfolio je vaardigheden tonen moet, gaat er een wissel om.”
Dit aspect raakt de kern van de opdracht die de kerk zich met “Kerk 2025” zou moeten stellen: Hoe houd je in sterk veranderende omstandigheden, bij de noodzakelijke versobering van de structuur van de kerk, de basics van het kerk-zijn overeind? Hoe geef je vorm aan voor de kerk essentiële noties die de tijd verduren moeten, zoals ambt, verbond, belijdenis, prediking?
Geestelijke zaak
In dit opzicht is er gelukkig veel goeds te zeggen over de voorliggende nota, wat in het recente RD-bericht onderbelicht bleef. De inzet bij de roeping tot het ambt, bij mobiliteit van predikanten als een geestelijke zaak, is cruciaal. Waardevol is dat de nota zoekt naar concrete beleidsvoorstellen, terwijl aan die roeping niet afgedaan wordt. Ook ten aanzien van de taak van de nieuwe classispredikant zoekt de nota behoedzaam een weg. Is dat top-down? Nee, het is een uitgestoken hand naar gemeenten die het zelf aan mensen en middelen (en visie) ontbreekt om de voortgang van de evangeliebediening te realiseren.
Een nieuwe werkomgeving kan het ambtelijk functioneren van de dominee verbreden en verdiepen, hem ook als ambtsdrager doen groeien. En als elke vacante gemeente geen schaap met vijf, maar met drie poten gaat zoeken, kan elke predikant de vierde poot zelf invullen. Ook Johannes, Thomas en Petrus waren verschillend. Daarom mag een zekere mobiliteit gestimuleerd worden.
In de week na Pasen komt de synode bijeen. „De minste van de apostelen” (1 Kor. 15), Paulus, vergelijkt zich met zijn collega’s en concludeert: „Of ik het dan ben of zij, zó prediken wij en zó hebt u geloofd.” Wat? Het Evangelie van Hem Die gestorven is voor onze zonden, en op de derde dag opgewekt.
Dan komen ook mensen in beweging.
De auteur is algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond en hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.