Stok achter de deur ontbreekt voor levenlangleren
Tijdens mijn studie had ik een huisgenote die een opleiding tot sportinstructeur volgde. Kwam ik aan het einde van de dag thuis en stond zij de badkamer te schrobben, dan wist ik één ding zeker: ze had de volgende dag een toets.
Niet dat ze –laten we haar Marianne noemen– een ongedisciplineerde student was. Integendeel. Ze miste nooit een training of college. Maar ze kon het moeilijk opbrengen om urenlang met haar neus in de boeken te zitten.
Wat dat betreft waren we elkaars tegenpolen. Ik was heel wat selectiever in het bijwonen van colleges, maar thuis studeren was voor mij geen probleem. Met een grote pot thee op het bureau en een koptelefoon op mijn hoofd was dat prima vol te houden.
Ik vermoed dat de opstellers van het nieuwe SER-advies ”Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan” meer op mij lijken dan op Marianne; mensen die studeren leuk vinden. In dit advies pleit de Sociaal-Economische Raad (SER) voor een „nationale leercultuur.” De overheid moet werkenden stimuleren om zélf de regie te voeren over hun ontwikkeling.
Dat is belangrijk, want de scholing die werkgevers aanbieden, is meer gericht op de huidige functie dan op de toekomst. Uitzendkrachten en zzp’ers –een steeds grotere groep– vallen anders al helemaal buiten de boot.
Een opleiding zelf betalen, is niet voor iedereen weggelegd; het merendeel van de 25- tot 45-jarigen heeft nauwelijks spaargeld. De SER breekt daarom een lans voor een fiscaal aantrekkelijke persoonlijke ontwikkelrekening. Daarop kunnen werkenden, werkgevers en (semi)overheidsinstanties geld storten voor scholing en ontwikkeling.
Ook wil de SER dat werkenden zich meer bewust worden van hun leerrechten. Iedere Nederlander heeft recht op het volgen van onderwijs aan een publiek bekostigde onderwijsinstelling tot en met masterniveau, tegen een fractie van de daadwerkelijke kosten. Pas bij een tweede bachelor- of masterstudie wordt –op een enkele uitzondering na– het hogere instellingscollegegeld gerekend. Wie een mbo-opleiding heeft gevolgd en daarna is gaan werken, heeft dus nog wat tegoed.
Het is verstandig om van dat leerrecht gebruik te maken, want juist op mbo-niveau zullen de komende jaren heel wat functies verdwijnen, zo voorspellen de advieskantoren Deloitte en Boston Consulting Group. Ook voor hoger opgeleiden zal het werk door de digitalisering ingrijpend veranderen. Het onderwijsaanbod moet dan wel beter aansluiten op de behoeften van werkenden. De SER pleit daarom voor meer maatwerk en korte trajecten, waarbij werkenden deelcertificaten op mbo- en hbo-niveau kunnen behalen. Er lopen op dat gebied al diverse pilots.
Toch vraag ik me af of werkenden door dit soort maatregelen weer massaal de schoolbanken in duiken. Want behalve geld en een passend opleidingsaanbod spelen ook andere obstakels zoals tijd en motivatie een grote rol. Ook daar gaat de SER uitgebreid op in.
Als je vaak moet overwerken of een druk gezinsleven hebt, is het niet eenvoudig om de tijd te vinden en de energie op te brengen voor het volgen van een opleiding. Juist als er weinig tijd is, is motivatie cruciaal. En daarin verschillen mensen enorm. Waar de een leren leuk vindt, is de ander een stuk minder enthousiast. Want leren kost veel meer energie voor wie kampt met concentratieproblemen, dyslexie of een gebrek aan zelfvertrouwen. Dat lost een zak geld niet op.
Ook Marianne staat vermoedelijk niet te springen om haar leerrecht te verzilveren. Terwijl zij haar opleiding destijds wél succesvol heeft afgerond. Gewoon omdat het echt moest. Om Marianne ertoe te bewegen weer een studieboek open te slaan of een cursus te volgen, heeft ze waarschijnlijk toch weer een stok achter de deur nodig.
Dat kan de dreiging van ontslag of demotie zijn. Of een lagere WW-uitkering of transitievergoeding voor wie zijn ontwikkeling heeft laten versloffen. Zo’n prikkel ontbreekt in het SER-advies, want met zulke voorstellen maken beleidsmakers zich niet erg populair. Iemand een worst voorhouden is prettiger dan dreigen met die stok achter de deur.
De auteur is econoom bij RaboResearch.