Opinie

Is dat mijn Koning?

Is dat mijn Koning?

Hoofdredactioneel commentaar
14 April 2017 13:42Gewijzigd op 17 November 2020 01:22
beeld iStock
beeld iStock

Het is een bekend lied dat vooral in de lijdenstijd wordt gezongen:

Is dat, is dat mijn Koning,

dat aller vaad’ren wens,

is dat, is dat Zijn kroning?

Zie, zie, aanschouw de Mens!

Moet Hij dat spotkleed dragen,

dat riet, die doornenkroon,

lijdt Hij die spot, die slagen,

Hij, God, Uw eigen Zoon?

Het is een gezang dat een indringende vraag stelt. Is dat mijn Koning? De vraag kan op tweeërlei manier worden uitgelegd: als een vraag vol van deernis en medelijden en als een vraag die de dichter –en daarna ook de lezer– heel persoonlijk zichzelf kan stellen.

Eerst de vraag waarin verbijstering doorklinkt. Is dat mijn Koning? Hij is gewikkeld in een rode mantel, heeft een doornenkroon op Zijn hoofd en een rietstaf in Zijn hand. Een toonbeeld van spot. De Romeinse soldaten en de omstanders steken ook de draak met Hem. De draak die soms een verbeelding is van satan, lijkt het hier te winnen.

Maar het spotgewaad waarmee Gods Zoon is gekleed, heeft een diepere betekenis dan de Romeinse soldaten beseften. Zij dachten Hem belachelijk te maken met een rode mantel, wat in die tijd de kleur was van een koninklijk kleed. De Joden zouden zich echter de woorden van Jesaja moeten herinneren: „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.”

Rood is dus niet alleen de koninklijke kleur maar vooral ook de kleur van de zonde. De Heiland werd door deze mantel als het ware ingewikkeld in de zonde, het kwaad. Dat droeg Hij om voor mensen de mantel der gerechtigheid te verwerven. Maar dat hadden de Romeinen niet door. En de spottende Joden aan de voet van het kruis wilden van het woord uit Jesaja niet weten.

Ook de doornenkroon herinnerde aan de zonde en het kwaad. Want de eerste hoofdstukken van Genesis leren ons dat er voor de zondeval geen doornen en distelen waren die de arbeid van de mens bemoeilijkten. Zonder het kwaad van de mens was de doorn er niet. Na de zondeval waren de doornen de dagelijkse herinnering aan de opstand van de mens tegen God.

Die doornen werden nu op het hoofd van de Heere gezet om Hem als Koning belachelijk te maken. Maar de diepe wonden die ze maakten in Zijn hoofd schrijnden vooral vanwege het kwaad dat ze verbeeldden en dat Hem drukte.

Is dat, is dat mijn Koning? Die vraag heeft niet alleen te maken met menselijke verbijstering, maar dwingt tot een persoonlijk antwoord van de lezer. Dat vraagt om de erkenning dat het ook de eigen zonden zijn die de Heiland in deze smartelijke, deerniswekkende positie brachten. En het vraagt om het besef dat deze zware, onmenselijke vernedering noodzakelijk was om als mens verlost te worden van de schuld en de straf van de zonden.

Is Hij zo uw Koning?

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer