Opa Tolkien als bron van inspiratie
R. R. Tolkien, de schrijver van ”In de ban van de ring”, vocht in zijn jonge jaren mee in de slag aan de Somme (1916). Kleinzoon Simon gebruikte de ervaringen van grootvader Tolkien ter inspiratie voor zijn roman ”Niemandsland”. „Ik denk dat ik hem eer met dit boek.”
De slag aan de rivier de Somme in Noord-Frankrijk is een van de bloedigste uit de militaire geschiedenis. De Eerste Wereldoorlog verkeerde in de zomer van 1916 in een impasse. De strijd tussen de Duitsers aan de ene kant en de Britten en de Fransen aan de andere kant was verzand in een loopgravenoorlog.
De Franse en de Britse legers probeerden een doorbraak te forceren; vanaf 1 juli 1916 zou ten noorden van de Somme de ”big push” plaatsvinden. Maar van een snelle overwinning was allesbehalve sprake. Een paar maanden later, half november, eindigde de slag onbeslist. De Fransen en de Britten hadden amper vooruitgang geboekt en aan beide zijden waren honderdduizenden slachtoffers gevallen.
De Eerste Wereldoorlog, en specifiek deze slag, is een centraal onderdeel in de nieuwe roman van Simon Tolkien (58). De schrijver –opgegroeid in Engeland en sinds 2008 met zijn Amerikaanse vrouw en twee kinderen woonachtig in de zonnige Amerikaanse staat Californië– vermeldt voor in zijn nieuwe boek dat hij zich liet inspireren door het levensverhaal van zijn opa: de bekende J.R.R. Tolkien, auteur van ”In de ban van de ring” en ”De hobbit”. Want ”J.R.R.” was een van de Britse soldaten die in 1916 hun leven waagden op het niemandsland en in de loopgraven in Noord-Frankrijk.
Traumatische ervaringen
In ”Niemandsland” volgt de lezer het leven van Adam Raine, een jongen die opgroeit in een mijnstadje in Engeland en net achttien jaar is als de Eerste Wereldoorlog is begonnen. Samen met zijn vrienden belandt hij in de loopgraven in Frankrijk, om een aantal jaren later voorgoed veranderd terug te keren, een aantal vrienden armer en met de last van traumatische ervaringen van verlies en dood.
Waarom wilde u over de Eerste Wereldoorlog schrijven?
„Dat wilde ik twaalf jaar geleden al. Ik was naar Ieper geweest en naar het gebied rond de Somme. Dat maakte veel indruk op me. Daarnaast herinnerde ik me uit mijn jeugd nog goed de monumenten in Engelse dorpen met de namen van honderden jonge mannen die in Frankrijk waren gestorven. En dan is er nog het feit dat mijn opa had meegevochten.
Maar goed, twaalf jaar terug was de tijd nog niet rijp. Ik was nog maar net begonnen als schrijver. Ik schreef thrillers die voornamelijk om de plot draaiden, niet zozeer om sterke personages. Maar ik wist: als ik invoelbaar wil maken hoe het was om in de loopgraven te zijn, dan staat of valt het verhaal met goede karakters met wie je kunt meeleven. Vandaar dat de oorlog ook pas op twee derde van het verhaal begint. Het is niet alleen een boek over de oorlog geworden, maar ook over de jaren ervoor. Ik vind dat een heel interessante periode. Voor de oorlog waren de klassenverschillen aanzienlijk. Een klein deel van de bevolking had bijna alles en een groot deel bijna niets. En er was het gevoel van een wonderlijke nieuwe wereld die op het punt van aanbreken stond door allerlei technologische vernieuwingen: de auto, de telefoon, het vliegtuig, de bioscoop. Maar ook: het machinegeweer. Door de oorlog veranderde de wereld onherroepelijk.”
Wat weet u van uw opa’s ervaringen in de loopgraven? Sprak hij daarover?
„Nee, eigenlijk niet, voor zover ik weet. En dat gold voor veel soldaten. Dit type oorlog was onbekend voor het thuisfront; het viel met geen mogelijkheid uit te leggen welke verschrikkingen je had gezien en doorgemaakt. Voor de overlevenden was er ook geen koppeling te maken; ze hadden te maken met twee gescheiden werelden die onmogelijk verbonden konden worden.”
Maar weet u hoe uw opa de oorlog had ervaren?
„Ik weet hoe zijn situatie was toen de oorlog begon. Daarvan zie je veel terug in het leven van de hoofdpersoon, Adam. Mijn opa’s ouders overleden toen hij nog een kind was. Zijn moeder was een zeer gelovige, katholieke vrouw. Verder was mijn opa, net als Adam, een succesvolle student in Oxford. En hij liet, ook net als Adam, zijn verloofde achter in Engeland om te vechten in Frankrijk, waar hij bijna al zijn vrienden verloor. Maar voor de duidelijkheid: mijn boek is geen biografie van mijn opa. Het is fictie waarvoor ik me onder meer heb laten inspireren door zijn leven.”
Herinneringen
Simon Tolkien oogt een beetje geïrriteerd terwijl hij zijn laatste zinnen uitspreekt. Misschien is het verbeelding. Inlegkunde. Of vindt hij het vervelend om vaak naar zijn opa te worden gevraagd? Ja en nee, zegt hij later in het gesprek. „Ik was veertien toen hij stierf. Ik kende hem goed, maar wel als een kind. Daarna is hij een grote rol in mijn leven blijven spelen, maar eigenlijk is hij dat zelf niet, maar zijn bekendheid. Dat heeft me lang belemmerd in mijn schrijven. Nu helpt zijn naam me juist bij de verkoop van mijn eigen boeken. Daar heb ik me ook wel schuldig over gevoeld. Gebruik ik hem? Misbruik ik mijn herinneringen aan hem om er zelf beter van te worden?
Aan de andere kant: ik schrijf heel andere boeken die niet te vergelijken zijn met de verhalen die hij schreef. Alleen in dit boek heb ik zijn naam voorin wel genoemd, omdat hij voor dit verhaal echt een inspiratiebron is geweest. Ik ben blij dat ik dit verhaal geschreven heb; het voelt alsof de band tussen ons is hernieuwd. Ik denk dat ik hem eer, door de gebeurtenissen in de loopgraven opnieuw voor het voetlicht te brengen. Zodat we niet zullen vergeten wat daar is gebeurd.”
Uw personages keren, logisch ook, met de nodige (onzichtbare) littekens terug naar Engeland na de oorlog. Hoe was dat bij uw grootvader?
„Ik weet het niet, maar hij móét wel veranderd zijn. In ieder geval heeft hij zijn ervaringen in zijn verhalen gebruikt. In diverse landschappen uit ”In de ban van de ring” herken ik het niemandsland tussen de loopgraven – in het maanlandschap van Mordor, het land van het kwaad, bijvoorbeeld. In de hechte relatie tussen Sam en Frodo herken ik de broederschap die tussen soldaten ontstond. En als Frodo uiteindelijk terugkeert naar de Gouw, nadat hij de ring heeft vernietigd, is niet zomaar alles weer goed. Hij is voorgoed beschadigd; er is duidelijk het besef dat de wereld nooit meer als vroeger zal zijn.”
De personages in uw boek worstelen met hun geloof in God. Eigenlijk legt u de lezer meerdere keren de vraag voor: waar was God in de loopgraven? Kun je na zulk leed te hebben gezien, zo veel dood, nog wel in een goede en almachtige God geloven?
„Ja, dat is de vraag. Mij lijkt dat heel moeilijk na zo’n ervaring. En je moet bedenken: na de Eerste Wereldoorlog kwam nog de Tweede Wereldoorlog. De Holocaust. Miljoenen slachtoffers onder het bewind van Stalin in Rusland. Ik vind het niet vreemd dat de kerk in delen van Europa onder druk is komen te staan, dat het christelijk geloof is gaan eroderen.”
Martelares
Simon Tolkien is niet gelovig, maar zijn opa bleef ook na de verschrikkingen die hij aan de Somme had gezien een „gepassioneerd katholiek”, aldus zijn kleinzoon.
Hoe verklaart u dat hij zijn geloof vasthield?
„Misschien scheidde hij zijn emoties van zijn loyaliteit aan kerk en geloof. Vergeet niet dat zijn moeder, en haar geloof, van grote invloed op mijn opa zijn geweest. Zij had zich bekeerd tot het katholicisme en had daarvoor offers gebracht. Mijn opa sprak over haar alsof ze een martelares was; zij was zijn voorbeeld.
Tegelijk denk ik dat je in de verhalen van mijn opa wel kunt zien dat hij worstelde met de vraag waar God is te midden van zulk groot lijden als in de Eerste Wereldoorlog. Het kwaad is sterk aanwezig in ”In de ban van de ring”. De goden lijken afwezig. Meervoud ja, want van monotheïsme is in mijn opa’s verhalen geen sprake.”
Uw hoofdpersoon overleeft de oorlog. Daar moet wel een speciale reden voor zijn, denkt hij aanvankelijk. Hij gelooft dat het een wonder is.
„Er zitten twee kanten aan het feit dat er zo veel doden vielen. Uit mijn onderzoek bleek dat er fatalisme onder de soldaten heerste. „Als een granaat mijn naam heeft, ontloop ik die echt niet, dus waarom zou ik wegduiken?”
Aan de andere kant: als je het overleefde, voelde dat bijzonder. Tegelijk bleef de vraag: waarom zo veel doden? Wat had hun leven voor zin? En na een aantal jaren groeit er gewoon weer gras op het niemandsland alsof er niets is gebeurd.”
U werd niet cynisch tijdens het schrijven?
„Nee, zeker niet. Ik vind geschiedenis fascinerend. Het besef dat al die mensen die toen vochten ooit net zo levend waren als ik nu. Ik vind het ongelooflijk jammer dat zo veel mensen geschiedenis niet interessant vinden, er geen gevoel voor hebben, alsof wat er in de loopgraven gebeurde nooit heeft bestaan.
In mijn boeken wil ik vergeten levens herscheppen, opnieuw tot leven brengen. De geschiedenis van gewone mensen. Daarom schrijf ik.”
Boekgegevens
”Niemandsland”, Simon Tolkien (vert. Joost van der Meer en Bill Oostendorp); uitg. The House of Books, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 443 5151 4; 656 blz.; € 22,50.