Niet fair om orgaandonatie zo negatief af te schilderen
Orgaandonatie raakt het omzien naar elkaar. Een kernnotie in het christelijk geloof. Kritiek op een zogenaamd ”christelijk sausje” is daarom niet terecht, reageert drs. Alie Hoek-van Kooten.
Het artikel ”Actieve donorregistratie valt niet te verdedigen met christelijk sausje” in RD 1-4 behoeft commentaar. Allereerst is actieve donorregistratie niet iets wat je overvalt. De overheid stuurt eerst twee keer een brief met het verzoek om te reageren op de keus om al dan niet donor te zijn. Die keuze heb je helemaal zelf in de hand. Bovendien kun je een eenmaal gemaakte keuze te allen tijde veranderen.
Ik vind het überhaupt al niet beleefd om op een brief van de overheid niet te reageren. Wanneer je bij herhaling niet reageert, word je geregistreerd onder ”geen bezwaar”. Je wordt daarvan op de hoogte gebracht en de mogelijkheid blijft open om die selectie te veranderen.
Menselijkerwijs gesproken zijn er met donororganen mensenlevens te redden. Van kinderen, vaders en moeders. Adelaar suggereert in zijn artikel dat al het andere daaraan ondergeschikt is. Maar welke „zwaarwegende persoonlijke afwegingen” dat zijn, laat de auteur helaas achterwege.
Verder stelt hij dat „mijn organen volgens het voorgesteld systeem in beginsel toekomen aan anderen.” Maar daarmee gaat hij voorbij aan het feit dat het mogelijk is om daarvan af te zien.
De toon die de muziek maakt
Hoe hij de operatie verwoordt, in termen van snijden, is wel erg ruw. Als we weten wat de bedoeling van een operatie is, hebben we er als het goed is geen bezwaar tegen dat er in het lichaam gesneden wordt. In het geval van orgaandonatie is de persoon hersendood en eigenlijk dus al overleden. Uiteraard is het van belang dat er bij orgaandonatie respectvol met het lichaam wordt omgegaan. In de huidige praktijk gebeurt dat ook.
Adelaar vervolgt: „Het geenbezwaarsysteem maakt van stervende mensen een middel, als een verzameling organen die kan worden ingezet voor anderen.” Ook hier geldt: het is de toon die de muziek maakt.
Ik vind het bijzonder dat waar mensen nog steeds niet in staat zijn zelf organen na te maken, men gebruik ‘moet’ maken van organen die de Heere God in Zijn schepping heeft laten groeien („geborduurd”, zegt Psalm 139). Wat is het mooi wanneer iemand die bij leven zelf van deze organen gebruik heeft mogen maken, ze bij overlijden mag doorgeven aan iemand anders. Het is dus maar hoe je het bekijkt.
Principe
Bij actieve donorregistratie is geen sprake van „duchtige morele dwang.” Wel wordt er –terecht– gewezen op het belang dat andere mensen met jouw organen geholpen kunnen worden, zeker als je deze zelf niet meer nodig hebt.
Ik begrijp niet waarom de auteur in zulke negatieve bewoordingen schrijft zoals: „de donorweigeraar wordt in zekere zin schuldig aan de dood van iemand met orgaanfalen.” Als iemand geen donor wil zijn, wordt zo iemand daar beslist niet op aangekeken.
Wel vind ik dat als je zelf uit principe geen orgaandonor wilt zijn, je zelf ook niet voor orgaantransplantatie in aanmerking moet willen komen – mocht dat ooit nodig zijn. En ik kom maar weinig tegenstanders van actieve donorregistratie tegen die in geval van nood zelf ook een orgaan weigeren.
Adelaar stelt dat hersendode patiënten in leven worden gehouden zodat hun organen te zijner tijd uitgenomen kunnen worden. Als iemand hersendood blijkt te zijn (en dat is principieel iets anders dan coma bij een hersenbeschadiging), zijn er slechts twee mogelijkheden. Of de beademing wordt stopgezet en het lichaam sterft dan ook. Of de beademing gaat door totdat de organen zijn uitgenomen. Een derde mogelijkheid van doorgaan met de beademing van een hersendode met de mogelijkheid op herstel, is er beslist niet meer.
Dat gebeurt wel bij ernstig beschadigde hersenpatiënten die in een meer of minder diep coma liggen. Maar zij zijn dan ook niet hersendood.
Evenmin worden hersendode mensen bot onder het oog van de nabestaanden weggenomen. Hoe stelt de auteur zich dat voor? Familie die aan de kant wordt gedrukt? Integendeel, er is alle gelegenheid om goed afscheid te nemen. De begeleiding is daarbij zeer vakkundig.
Biblebelt
Het lijkt nu wel alsof de mensen die leven met een donororgaan, en dat zijn er in de gereformeerde gezindte heel wat, zich bijna schuldig moeten gaan voelen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Omzien naar de naaste is ook het motief bij orgaandonatie. Dan is er geen sprake van een „christelijk sausje”, maar gaat het juist om het hart van het christelijk geloof.
Het is eigenlijk beschamend dat in de Biblebelt naar verhouding de minste organen vrijkomen. En dat terwijl wij als christenen juist mogen weten op de jongste dag een nieuw en verheerlijkt lichaam te zullen krijgen. Wat zou er een getuigenis van uitgaan als juist in de Biblebelt veel mensen zich beschikbaar stellen voor orgaandonatie. Die mensen weten immers in het geloof dat hun een beter lot te wachten staat.
Adelaar sluit af met zijn zorgen over het aantal beschikbare organen. Dan moet ik echt even mijn wenkbrauwen optrekken. Spreekt hij zichzelf daarmee niet tegen? Van alle kanten weet hij orgaandonatie negatief te duiden. Daarmee doet hij bepaald niet zijn best om het aantal orgaandonoren op te krikken.
De auteur is arts.