Opinie

Christen vaandeldrager in strijd tegen woede-epidemie

Woede grijpt in onze samenleving als een epidemie om zich heen. In de strijd daartegen moeten christenen zich aan de frontlinie opstellen, betoogt Wim Dubbink.

Wim Dubbink
9 March 2017 16:41Gewijzigd op 17 November 2020 00:54
„Je kunt je afvragen waarom woede zo belangrijk en zo normaal is geworden. Een mogelijke oorzaak is misschien dat mensen het steeds minder makkelijk vinden om te vergeven.”’Foto: Boze buurtbewoners bij een gemeenteraadsvergadering in Steenbergen over vluc
„Je kunt je afvragen waarom woede zo belangrijk en zo normaal is geworden. Een mogelijke oorzaak is misschien dat mensen het steeds minder makkelijk vinden om te vergeven.”’Foto: Boze buurtbewoners bij een gemeenteraadsvergadering in Steenbergen over vluc

Tegenwoordig lijkt iedereen wel boos. Woede regeert in politiek en cultuur. Mensen zijn boos omdat hun rechten worden afgepakt, omdat andere mensen te veel of te weinig rechten hebben – en meer in het algemeen omdat de dingen niet zo gaan zoals men zou willen dat ze gaan.

Onze reactie op ongewenste of erge gebeurtenissen kan van alles zijn: teleurstelling, verdriet, mededogen, verontwaardiging, verzet, constructieve dadendrang. Maar het lijkt wel alsof het steeds gewoner wordt woedend te worden. We leven niet in de tijd van ”de boze witte man”, maar in de tijd van de boze mens.

Boosheid is niet exclusief iets van deze tijd. Al sinds de klassieke oudheid wordt er nagedacht en geschreven over woede. Toch lijkt er een belangrijk verschil te zijn tussen boosheid ”toen” en boosheid ”nu”. Anders dan ”toen” zijn we nu wel heel snel en heel veel boos. Bovendien is boosheid doorgedrongen tot in alle lagen van de bevolking. Het is een epidemie.

Een tweede verschil hangt hiermee samen. Tegenwoordig lijkt boosheid iets te zijn waar men recht op heeft. Of toch tenminste iets wat normaal en acceptabel is. Wie boos is, claimt om die reden recht van spreken. Boosheid als iets wat kan en mag. Vroeger werd boosheid veroordeeld. De stoïcijn Seneca was hierover heel duidelijk. Hij zag woede als een destructieve kracht. De woedende persoon brengt zijn omgeving en zichzelf schade toe. In zijn eigen belang en vanwege de moraal dient men zijn woede dus te beteugelen. Daarnaast stelde Seneca dat wie boos is, zijn perspectief is kwijtgeraakt. Om de reden moet hij of zij dus zwijgen.

Explosie

De moderne idee dat boosheid recht van spreken geeft, is vanuit Seneca’s oogpunt bizar. En eerlijk gezegd, wie zelf last heeft van boosheid of boze mensen van dichtbij meemaakt, weet maar al te goed dat Seneca gelijk heeft. Seneca en 2000 jaar christelijke traditie na hem veroordelen woede terecht als ondeugd – een van de ergste ondeugden zelfs.

Je kunt je afvragen waarom woede zo belangrijk en zo normaal is geworden. Een mogelijke oorzaak is misschien dat mensen het steeds minder makkelijk vinden om te vergeven.

Om bij boosheid het belang van vergeven te zien, moeten we de boosheid eerst beter begrijpen. Boosheid doet zich voor als een eenmalige explosie. Ze doet zich ook voor als iets wat is ingevreten in het menselijke karakter. Die laatste boosheid is de echte boosheid. Wie daar last van heeft, is potentieel eigenlijk altijd boos. Er hoeft niets te gebeuren of die boosheid komt in een explosie naar de oppervlakte. Die boosheid bestaat dus bij de gratie van het geheugen van de boze mens.

Velen hebben zich misschien weleens afgevraagd waarom die boze gebarende persoon in het verkeer zo ontzettend boos kon zijn over iets ontzettend kleins. Het antwoord is dat in het brein van de boze persoon alle gebeurtenissen waarbij hij werd gekrenkt samenkomen en opnieuw worden beleefd in die ene kleine gebeurtenis. Daarom denkt de woedende persoon ook dat hij of zij recht heeft op zijn of haar boosheid: kijk wat mij allemaal is aangedaan en je begrijpt mijn woede!

Wie je kunt zijn

Vergeving is bij woede een cruciale notie. Door vergevingsgezind te zijn, geeft de woedende persoon alle andere mensen (en zichzelf) een kans om opnieuw te beginnen. Een kleine miskleun van iemand anders in het verkeer geeft dan geen recht meer op woede. Het is immers alleen maar die ene kleine gebeurtenis. Zo bezien, zou je kunnen zeggen dat woede mogelijk samenhangt met een steeds dieper inslijtend onvermogen binnen onze samenleving om te vergeven. Wie niet langer kan vergeven, torst alles mee en gunt zichzelf en anderen nooit een schone lei. De ontwikkeling van een woedend karakter ligt dan heel dicht op de loer.

Vergeven is iets wat op verschillende manieren kan worden geleerd. Het christendom kan hier geen exclusiviteit claimen. Toch is het denk ik geen toeval dat de toenemende ont-christelijking van de samenleving samengaat met het toenemen van de woede. De kern van het (moderne) christendom is liefde. God is liefde. God geeft zelfs liefde als de mensen dat niet verdienen, niet willen en niet kunnen beantwoorden. Liefde vergeeft. Liefde laat mensen opnieuw beginnen. Of liever gezegd: de liefde moet mensen wel opnieuw laten beginnen omdat liefde ”het betere ik” aanspreekt. Liefde kijkt niet naar wie je bent, maar naar wie je kunt zijn. Dat kan alleen als je het andere mensen gunt hun ”oude zelf” af te leggen.

Frontlijn

Dat roept de suggestie op: Ja maar, onze cultuur staat toch bol van liefde? Je kunt geen liedje luisteren of het gaat over de liefde. Dat is zeker zo, maar die liefde is de romantische liefde. De romantische liefde is weinig vergevingsgezind omdat ze wil worden erkend. Ze is ook slechts gericht op een enkele persoon. Men kan zelfs beweren dat romantische liefde egocentrisch is: het gaat vooral over mijn gevoelens voor iemand anders.

De christelijke goddelijke liefde is van een heel andere aard. Het is een asymmetrische liefde. God geeft en de mens ontvangt. Om te kunnen geven, moet God mij eerst vergeven om wat ik ben. Hoe zou ik dan een ander niet vergeven?

Bovendien, als God mij kan zien in wie ik zou kunnen zijn, wie ben ik dan om anderen niet te willen zien in het best mogelijke licht? God, liefde en vergeving zijn in het moderne christendom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Christenen kunnen niet als enige claimen dat ze weten hoe te (leren) vergeven. Maar het idee van een christelijke God zet hen wel in de frontlijn van de strijd tegen de epidemie van de woede.

De auteur is hoogleraar ethiek van bedrijf en organisatie aan Tilburg University.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer