Column: De hoop is een klein meisje
„Zie mijn vrienden!” zei de antiquair vanachter zijn bureau, een eenzaam eilandje te midden van oprijzende boekenkasten. „Dit is goed gezelschap.”
„Ze keren u wel allemaal de rug toe”, zei ik. Die had ik niet van mezelf, maar dat zei ik er niet bij. Verontwaardigd ging hij staan. „Uw geslacht wordt wijs door luisteren, niet door debatteren!” Bij die laatste woorden viel zijn stok. Ik raapte hem op. „Goed zo”, zei hij. „Zéér vrouwelijk.”
Wijs worden – luisteren – dienen – vrouwelijk, krabbelde ik op de terugreis in een notitieboek. Onlangs sprong dit laatje van herinnering weer open. Ik ontdekte Margriet van der Kooi. Rijkelijk laat volgens sommigen, want zij is nét iets voor mij. Dat klopt. Maar laat, daar hebben we het nog over. Margriet is goed gezelschap voor een saaie huisvrouw. Antiquairs spreek ik al jaren niet meer. Nu zit ik ineens met een vrouwelijke dominee op de bank. Principes dienaangaande heb ik maar even naast de oliebollen in de vriezer gelegd. Eerst luisteren naar haar wonderlijke verhalen.
Ds. M. A. Th. van der Kooi-Dijkstra is geestelijk verzorger in het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis in Woerden en in het Regionaal Psychiatrisch Centrum Woerden. Ze zit aan sterfbedden en praat met suïcidalen. Mooi en ingetogen vertelt ze over haar ontmoetingen in ”Het kleine meisje van de hoop”, haar nieuwste boek. Dat meisje komt uit een lang gedicht van Charles Péguy, een dichter die stierf in de loopgraven, 1914-1918. „Het geloof is een trouwe bruid / De liefde is een toegewijde moeder / Maar de hoop is een heel klein meisje…” Van der Kooi noemt zich graag vroedvrouw. Haar plaats is daar waar alle maskers afgaan, waar mensen worden wat we uiteindelijk allemaal zijn: nietig en kwetsbaar. Alleen nog voorwerpen van genade. Maar uit stukjes verhalen van mensen, scherven soms maar, „luistert” Margriet af en toe „iets nieuws tevoorschijn”. Iets van verlangen. Iets waar alleen God het antwoord op is.
En juist daar waar dood en eindigheid het laatste woord lijken te hebben verschijnt tot je ontroering dat kind. Dansend, opgelucht lachend, of nadenkend knikkend duikt ze steeds weer op, de kleine hoop.
(Bijbel)lezen en veel luisteren hebben Van der Kooi wijs gemaakt. Ervan uitgaande dat ze ook een vallende stok uit een bevende hand wel zal oprapen, kun je wel van een ”zéér vrouwelijke” dominee spreken. Misschien moesten we er daar meer van hebben.
De juiste boeken komen vanzelf naar je toe, zei de antiquair nog. Blue Monday nadert, de meest deprimerende dag van het jaar. Goede voornemens zijn al mislukt en de zomer is nog ver. „O makker in ditzelfde grauw getij / Nog altijd komt het kind tot jou en mij”, reciteert Margriet. Dit is de tijd om ”Het kleine meisje van de hoop” te lezen. Ik zie haar al enthousiast knikken.