Weer winsten voor Europese beurzen
De Europese aandelenbeurzen gingen donderdag opnieuw omhoog, waarmee werd voortgeborduurd op de flinke winsten van de afgelopen dagen. Beleggers bleven vooral de ontwikkelingen rond de verkiezingsstrijd in de Verenigde Staten in de gaten houden. Op het Damrak moest ING het ontgelden na tegenvallende kwartaalcijfers.
De AEX-index op Beursplein 5 eindigde 1,1 procent hoger op 571,60 punten. De hoofdindex won deze week al ruim 7 procent. De MidKap klom 1,1 procent tot 827,84 punten. Frankfurt en Parijs stegen tot 1,8 procent. Londen ging 0,3 procent vooruit, na het besluit van de Bank of England om de rente ongewijzigd te laten. Wel schroefde de Britse centrale bank zijn opkoopprogramma voor obligaties op om de economie te ondersteunen.
ING was hekkensluiter in de AEX, met een verlies van 4,8 procent. De bank zag de kwartaalwinst opnieuw dalen door de coronacrisis. Het financiële concern gaat daarnaast zo’n 1000 banen schrappen bij de zakenbank en de activiteiten voor consumenten in het buitenland vanwege het tegenvallende economische klimaat. ING sluit niet uit dat er ook banen in Nederland verloren gaan.
De chipbedrijven deden goede zaken dankzij de sterke koerswinsten in de Amerikaanse chipsector. ASMI en ASML gingen op kop bij de Amsterdamse hoofdfondsen, met plussen van 3,9 procent, en in de MidKap noteerde Besi een winst van ruim 4 procent. ArcelorMittal daalde 1,9 procent na cijfers van de staalmaker.
Bouwer BAM daalde 1,2 procent, ondanks een verbetering van de prestaties in het derde kwartaal ten opzichte van het eerste halfjaar. Concurrent Heijmans verhoogde zijn verwachtingen en werd beloond met een koerswinst van 5,6 procent. Funderingsspecialist Sif, die ook met cijfers kwam, won 2,5 procent.
In Parijs steeg Société Générale 4 procent dankzij beter dan verwachte resultaten van de Franse bank. De Duitse branchegenoot Commerzbank (min 5,4 procent) kwam met tegenvallende cijfers en waarschuwde dat het aantal slechte leningen kan toenemen nu de coronapandemie weer opleeft.
De euro was 1,1813 dollar waard, tegen 1,1711 dollar een dag eerder. Een vat Amerikaanse olie kostte 1 procent minder op 38,74 dollar. Brentolie zakte 0,6 procent in prijs tot 40,95 dollar per vat.