Pensioenen binnenvaart op de tocht
Eén van de beter presterende Nederlandse pensioenfondsen is het Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart. Ondanks de uitstekende financiële positie zit het fonds in de problemen.
Het pensioenfonds had eind september een dekkingsgraad van 109,6 procent. Dat betekent dat voor elke euro die het fonds in de toekomst moet uitkeren, op dit moment afgerond 1,10 euro in kas is. Ter vergelijking, de grootste Nederlandse pensioenfondsen, ABP en PFZW, hebben beide een dekkingsgraad van ongeveer 88 procent. Mensen die zijn aangesloten bij het binnenvaartfonds kunnen er dus vrij zeker van zijn dat zij hun volledige pensioen krijgen, omdat het fonds bijna 10 procent in de plus staat.
Het Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Dat betekent dat de deelname aan de pensioenregeling verplicht is voor alle werkgevers in de branche. Voor behoud van de verplichtstelling stelt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) als voorwaarde dat minimaal 55 procent van de werknemers in een bedrijfstak werkzaam zijn bij een werkgever die bij een brancheorganisatie is aangesloten. Bij het binnenvaartpensioenfonds is dat niet het geval, hier ligt zogeheten representativiteitscijfer op 44,6 procent. Daarom dreigt de minister de verplichtstelling in te trekken.
Hijlke Hijlkema, voorzitter van het pensioenfonds, vraagt zich af of het nog reëel is om in 2020 zo’n hoog percentage te verlangen. „Die regels zijn twintig jaar geleden afgesproken, op dit moment is een organisatiegraad van 45 procent behoorlijk representatief.”
Hoe belangrijk is dat verplichtende karakter?
„Heel belangrijk. Omdat de regeling verplicht is, zijn alle werknemers en hun nabestaanden verzekerd van een pensioenuitkering bij pensionering of overlijden. Zonder verplichting wordt deelname een vrije keus. Werkgevers kunnen dan zomaar besluiten om de deelname aan onze pensioenregeling te stoppen. Dit levert een concurrentievoordeel op ten opzichte van de werkgevers die nog wel meedoen, omdat zij geen premies meer hoeven af te dragen. Dat kan er vervolgens voor zorgen dat andere binnenvaartondernemers dan ook hun deelname stoppen vanwege het ongelijke speelveld. Uiteindelijk is de werknemer de dupe; die is zijn pensioenvoorziening kwijt.”
Waarom heeft een goed presterend fonds toch te weinig deelnemers?
„Er is geen relatie tussen de prestaties van ons pensioenfonds en het aantal werkgevers dat is aangesloten bij de werkgeversverenigingen. De aantrekkelijkheid van een organisatie wordt door vele factoren bepaald. Vroeger waren er veel verschillende brancheorganisaties in de binnenvaart.
Die verscheidenheid zorgde ervoor dat niet altijd alle neuzen dezelfde kant op stonden. De laatste jaren zijn diverse organisaties samengegaan en meer naar elkaar toegegroeid, waardoor de slagkracht en dus ook de aantrekkelijkheid van het lidmaatschap toeneemt.”
U ziet dus een groei in het ledenbestand van de werkgeversverenigingen. Komt die groei voor uw organisatie nog op tijd?
„In 2018 kwam de representativiteitstoets voor ons uit op 40 procent. Twee jaar later zitten we op 44,5 procent. De twee grootste brancheorganisaties, CBRB en BLN-Schuttevaer, werken steeds meer samen. Dat zorgt voor meer eenheid in de bedrijfstak, wat de positieve trend zou kunnen verklaren. Wat dat betreft zie ik de toekomst hoopvol in, maar we hebben tijd nodig.”
Die extra tijd hebt u onlangs ook aan de minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd. Hoe reageerde hij?
„We hebben nog geen reactie van de minister. Bij de aanlevering van de representativiteitscijfers hebben de sociale partners en het pensioenfonds de minister gevraagd om af te zien van het intrekken van de verplichtstelling. De gevolgen voor de deelnemers, verlies van de pensioenvoorziening, zijn te groot en staan niet in verhouding tot het belang dat de minister bij deze intrekking heeft. Mocht de minister toch besluiten om de verplichtstelling in te trekken dan vragen we hem om dit niet te doen voordat de overstap van het Nederlandse pensioenstelsel naar het nieuwe pensioencontract is gemaakt. Die overstap moet uiterlijk in 2026 zijn gerealiseerd.”