Dwalen door het land van de jonkers
Het gebied tussen Nijkerk, Putten en Voorthuizen vond ik lange tijd een doolhof. Kronkelende klinkerwegen, zandpaadjes, houtwallen, stukje bos, stukje wei. Als ik vroeg hoe dat kwam, was het antwoord steevast: „Dat komt omdat de jonkers niets wilden veranderen.”

De jonkers. Het klonk geheimzinnig. Ook na een beetje doorvragen, bleef er veel in nevelen gehuld. Ja, er was een jonker Frits en een jonker Jan. Ze woonden in prachtige huizen zoals De Beukenheg in Putten of de Berencamp in Nijkerk. Maar wat nu precies allemaal van hen was en waarom alles bij het oude moest blijven, werd me niet echt duidelijk.
Tot ik het boek van fotograaf Brand Overeem en schrijver Bert Paasman in handen kreeg: ”Het land van de jonker”, met als ondertitel: ”Uit de tijd van diensten en gunsten”. In één ruk las ik het uit. Veel vragen werden beantwoord, veel raadsels opgelost. Niet alles, want rond de jonkers moest een bepaalde vorm van geheimzinnigheid blijven. Dat hoorde nu eenmaal bij hun adelstand en dat heeft het volk maar te accepteren. Ook anno 2020.
Wie het boek begint te lezen, doet er verstandig aan twee boekenleggers te gebruiken. Leg de ene bij de kaarten van de West-Veluwe en de IJsselstreek, met daarop de vele eigendommen van de jonkers, waaronder tientallen boerderijen, kastelen en landhuizen. Leg de andere bij de stamboom van de adellijke families Van Haersma de With en Van Weede.
Als het dan gaat over freule Annie, ooit hofdame van koningin Wilhelmina, is in de stamboom te zien dat hiermee bedoeld wordt Anna Magdalena van Haersma de With. Jonkheer Jan en jonkheer Maurits zijn haar broers. Freule Annie was getrouwd met Albert Gerardus Schimmelpenninck en hun enige zoon was de eigenzinnige, ongetrouwde jonker Frits. Hij overleed in 1991. Ziedaar de meest genoemde adellijke personen in het boek.
Uitgestrekte bezittingen
De eerste boekenlegger gebruikt de lezer ook veelvuldig. Er komen zo ontzettend veel namen van bezittingen langs, dat het soms wel even zoeken is op de twee kaarten waar nu bijvoorbeeld boerderij De Veldhoef ligt ergens tussen Voorthuizen en Nijkerk. Of waar slot Nijenbeek is gelegen ergens tussen Voorst en de IJssel. Naar alle waarschijnlijkheid had alleen de koninklijke familie meer land in bezit dan de familie Van Haersma de With. Door overerving en noodgedwongen verkoop is dat inmiddels niet meer zo, maar dat de familie uitgestrekte bezittingen had, is wel duidelijk.
Die bezittingen werden met ijzeren hand geregeerd vanuit de verschillende landhuizen. Kern van het beleid: alles bij het oude laten. Een pachter die zijn boerderij wilde verbouwen, kreeg in principe geen toestemming. Een houtwal kappen was uit den boze, al was het alleen maar omdat al die bomen een prima beschutting vormde voor het wild, bijvoorbeeld fazanten of patrijzen. En omdat de jonkers bijna wekelijks op jacht gingen, moest er natuurlijk wel wat te jagen zijn.
Tijdens zo’n jacht werd de afstand tussen de adel en het gewone volk meer dan duidelijk. De pachtboerderij die als uitvalsbasis voor de jacht diende, moest van tevoren helemaal piekfijn worden schoongemaakt. Maar als de adellijke dames en heren van de jacht terugkwamen, banjerden ze met vieze laarzen de mooie kamer van de boerderij binnen. De gordijnen gingen dicht zodat het gewone volk –de bewoners, personeel, jachtopzieners en drijvers– de dames en heren niet kon zien.
Treinwagon
In het pachtcontract stond dat de pachter te allen tijde verplicht was voor de jonker hand- en spandiensten te verlenen. Zo kon het gebeuren dat een pachter midden in de nacht moest komen opdraven om op het station van Putten een treinwagon met kolen leeg te scheppen. De cokes moesten naar de kelder van De Beukenheg worden getransporteerd. Een beloning zat er niet aan vast, hooguit een borrel.
Naast de pachters was er nog een legertje aan bos- en veldarbeiders, kleine timmerlieden, schilders en loodgieters beschikbaar om allerlei onderhoudsklussen uit te voeren. Zij werden pas aan het einde van het jaar, na de Kerst, uitbetaald in contant geld. Een enkeling uit het gewone volk werd iets meer vertrouwd met de adel. Zo was Ali Nieboer –hoofd van de huishouding in De Beukenheg– de steun en toeverlaat van jonker Frits. Zij werd bij haar 50-jarig werkjubileum zelfs persoonlijk door hem toegesproken.
Bij de begrafenis van jonker Jan mocht vertrouweling Cor van der Lee als drager optreden, een hele eer. Hij en Ali kregen met Kerst een krentenbrood en met oud en nieuw oliebollen. Anderen kregen niets. Personeel had geen rechten; de jonker verleende gunsten als het hem uitkwam.
En toch, ondanks deze feodale houding, was er bij de meeste pachters of arbeiders behalve ontzag ook wel iets van respect of waardering voor hun adellijke bazen. De te betalen pacht was laag en bleef tientallen jaren achter elkaar op hetzelfde niveau. Nu er door rentmeesters en zaakwaarnemers een wat zakelijker beleid wordt gevoerd op de landgoederen, is dat niet meer zo. „Waren de jonkers er nog maar”, is een veelgehoorde uitdrukking.
Respect
Fotograaf Brand Overeem zag er ook iets van toen hij Cor van der Lee volgde bij het onderhouden van het graf van jonker Frits op de algemene begraafplaats Schootmanshof. Van der Lee nam de blaadjes van de secuur geknipte beukenhaag rond het graf mee naar het bos dat nog in bezit is van de adellijke familie. Daar strooide de bosarbeider de blaadjes „op een bijna gewijde manier” uit. Overeem kreeg er tranen van in de ogen, zoveel waardering en respect ging er van dat gebaar uit.
Wie met eigen ogen wil zien hoe het beleid van de jonkers heeft uitgepakt, doet er goed aan de fiets te pakken en het gebied tussen Putten, Nijkerk en Voorthuizen te doorkruisen. Je komt er door prachtige landgoederen zoals Volenbeek, Gerven, Hell, Appel, Salentein en Berencamp. Datzelfde geldt voor het gebied tussen Voorst en Wilp met landgoederen De Poll en Nijenbeek. Zorg ervoor dat navigatie of fietskaart aanwezig is, want verdwalen in het doolhof van klinkerweggetjes en zandpaden kan maar zo.
Boekgegevens
Het land van de jonker, Brand Overeem en Bert Paasman; uitg. De Fontein; 240 blz.; € 27,50
Het kerkje van Driedorp
Het kerkgebouw van de vrije hervormde gemeente in Driedorp is ooit gebouwd in opdracht van de vrijgezelle zus van de oma van freule Annie en jonker Jan. Cornelia Maria van Hangest d’Yvoy (1820-1902) werd ook wel de ”weldadige freule” genoemd omdat ze veel deed voor de arme bevolking in de streek tussen Nijkerk en Voorthuizen. De bewoners van de buurtschappen Appel, Driedorp en Kruishaar moesten na een zware werkweek op zondag meer dan een uur lopen om in Voorthuizen of Nijkerk ter kerke te gaan. De ”weldadige freule” liet daarom in Driedorp een lokaal bouwen, waar de bewoners op zondag een Bijbellezing konden bijwonen en waar hun kinderen naar de zondagsschool konden gaan. Die zondagsschool was het troetelkind van de familie Van Haersma de With, die na de dood van hun tante de zorg voor het lokaal had overgenomen. Het jaarlijkse hoogtepunt was de kerstviering. Dan kwam de jonker of freule in hoogsteigen persoon het gebouwtje bezoeken om kledingstukken en kerstboekjes uit te delen.
Chrisje Boterenbrood was de eerste kosteres van het gebouw. Zij mocht met haar man naast het lokaal wonen. Zoals bij heel veel functies in het land van de jonker bleef het kosterschap in de familie. Kleindochter Chrisje van Norden werd liefkozend het ”kosteresje van Driedorp” genoemd. Ze was een vrome, hardwerkende vrouw van weinig opleiding maar van grote wijsheid, aan wie velen, ook van de jonkersfamilie, om raad kwamen vragen. Chrisje was ongetrouwd. Haar opvolger, Cees Cousijnsen, is geen familie, maar veertig jaar geleden wel door jonker Frits benoemd. „Hij was zeer betrokken en belde drie keer per week ’s morgens heel vroeg op om te vragen of er nog nieuws was. Alleen over jonker Frits valt nog wel een apart boek te schrijven, zoveel valt er nog over die man te vertellen.”