De twee zijn gelauwerd voor hun verdiensten op het gebied van onderzoek naar macro-economie. Dat heeft de Zweedse Academie van Wetenschappen maandag bekendgemaakt.

Kydland en Prescott hebben zich verdienstelijk gemaakt in hun onderzoek naar de beschrijving van macro-economie. Tot in de jaren zeventig gebeurde dat vooral op basis van empirische modellen, waarbij concreet werd gekeken naar wat zich in het verleden precies had afgespeeld.

De twee onderzoekers gingen echter aan het werk met een model waarin juist vooruit werd gekeken met behulp van een soort laboratoriummodel. Zij beschreven de macro-economie en onderbouwden die met wat zich in de micro-economie (bedrijven en huishoudens) afspeelde. Verscheidene landen hebben dit model in de formulering van hun begrotings- en monetair beleid overgenomen.

De Zweedse Koninklijke Academie van Wetenschappen noemt het werk van Kydland en Prescott „baanbrekend.” Uit de onderzoeken van het tweetal kwam onder meer naar voren dat huishoudens minder gingen sparen op het moment dat ze hogere belastingen verwachtten.

De 60-jarige Noor en de 63-jarige Amerikaan zijn beiden werkzaam in de Verenigde Staten. Kydland is verbonden aan de universiteit van Pittsburgh (Pennsylvania) en de Universiteit van Santa Barbara (Californië). Prescott werkt op de onderzoeksafdeling van de centrale bank in de Amerikaanse staat Minneapolis en is hoogleraar aan de universiteit van Tempe, Arizona.

De Nobelprijs voor de Economie bestaat sinds 1969. De andere Nobelprijzen bestaan sinds 1901. Aan de onderscheiding is een bedrag verbonden van omgerekend 1,1 miljoen euro. De twee economen zullen dat bedrag moeten delen. Ze krijgen de prijs op 10 december uitgereikt, de sterfdag van Alfred Nobel, de initiatiefnemer van de prijs.