Joden kregen in oorlog juist veel steun vanuit kerken
Geen enkele beroepsgroep in Nederland werd zo zwaar getroffen door de nazi’s als de predikanten. Juist om hun solidariteit met het ”oude volk”.
Moeten christenen en kerken zich extra schuldig voelen vanwege de Jodenvervolging? Hoewel publieke vieringen van 75 jaar vrijheid vanwege de coronacrisis niet doorgingen, besteedden media er toch aandacht aan. Ze wisten ook mij te vinden. Geboren in 1932, ben ik oud genoeg om me veel te herinneren van wat ik van nabij meemaakte, als zoon van de eerste voorzitter van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO).
Nadat mijn vader op 12 juli 1942 was ondergedoken, preekten predikanten van elders regelmatig in de gereformeerde kerk van Heemse (Hardenberg). Mijn zuster Janke (13) en ik letten vooral op of de voorganger ook zou bidden voor het vervolgde ”oude volk”. Kerkelijk jargon voor de Joden.
Een enkele predikant durfde zelfs te bidden voor onze wéttige regering, dus die in Londen. Dat was riskant. Velen werden gearresteerd. Van de gereformeerde predikanten belandde 10 procent (85) in een nazigevangenis of concentratiekamp. Van de hervormde predikanten 7 procent (105). Geen enkele beroepsgroep werd zo zwaar getroffen.
Hoeveel priesters hun lot deelden, weet ik niet. Bekend is dat pater Titus Brandsma in Dachau omkwam. Daar zat ook de Duitse dominee Martin Niemöller. Hij werd een rolmodel voor mijn vader. Begin 1959 ontmoette ik hem bij de Wereldraad van Kerken in Zwitserland. Door deze voorgangers werden velen aangemoedigd om onderduikers in huis te nemen. In totaal 340.000, volgens het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam.
Onderscheiding
Op een morgen in oktober 1942 zat mijn vader ineens aan het ontbijt. Hij had op een matras op een zolder in de kerk geslapen. Hij bracht een Joodse vrouw mee. Ik zal nooit vergeten wat hij zei: „Kinderen, jullie mogen aan niemand vertellen dat Doortje bij ons woont. Want Hitler wil alle Joden vermoorden.” Hij vertrok vermomd als boerenknecht. Daarna kwam hij nog één keer stiekem thuis.
Rachel (haar echte naam) overleefde de oorlog. Op haar voordracht ontvingen mijn ouders postuum de Yad Vashemonderscheiding. Deze onderscheiding werd in Nederland relatief vaker verleend dan in andere door de nazi’s bezette landen. Toch waren er maar 28.000 Joodse onderduikers, van wie 15 procent door verraad werd gepakt. De meesten vonden een schuilplaats bij kerkmensen. Joden moesten vaker verkassen dan andere onderduikers, omdat er speciaal op hen werd gejaagd.
Misleid
Het aantal Joodse onderduikers was niet zo gering doordat de kerken zwegen. Direct na de Februaristaking in 1941 deden bestuurders van zeven protestantse kerken hun beklag bij de bezetter over de slechte behandeling van de Joden. Kardinaal De Jong en zijn bisschoppen volgden spoedig. Enkele gezamenlijke kanselboodschappen volgden. De voorzitter van de LO bood Joodse leiders in Amsterdam aan te helpen onderduiken. Maar dit aanbod, afkomstig van een predikant (dus in feite vanuit de kerken), werd geweigerd. Hij was verbijsterd, vertelde hij tijdens de Dodenherdenking in Amsterdam op 4 mei 1975.
De LO verspreidde na het bezoek aan Amsterdam een oproep om vooral Joden te helpen onderduiken. Pim Griffioen en Ron Zeller schrijven in hun standaardwerk ”De Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België” (2011) dat deze Joodse leiders onderduiken riskanter vonden dan deportatie. Maar werden deze leiders ook zelf niet misleid door de geraffineerde bezetter? De Duitse historica Katja Happe spreekt in dit verband van ”Veel valse hoop” (2019).
Achteraf kregen enkele Nederlanders spijt dat ze niet meer hadden gedaan. Maar hadden ze veel meer kunnen doen? Waarschijnlijk niet. De bezetter isoleerde Joden zo veel mogelijk van hun medeburgers. Gewone contacten om te helpen werden sterk bemoeilijkt. Moeten kerken zich daarover in het bijzonder schuldig voelen? Ik denk het niet.
De auteur is emeritus predikant en bestuurslid van de Stichting Herinnering LO-LKP (Landelijke Knokploegen).