De cel, een complexe moleculaire metropool
Een cel is heel wat meer dan een zakje chemicaliën; zij „herbergt waarlijk ingewikkelde wonderen.” Jack Challoner beschrijft de cel in zijn boek ”Cellen” als een „verbijsterend drukke moleculaire metropolis.”
Terecht. Sommige moleculen maken kopieën van zichzelf; sommige produceren andere moleculen; sommige lezen informatie af die in andere moleculen is gecodeerd; sommige grijpen andere vast en brengen ze naar een plek waar ze nodig zijn; sommige zette zichzelf in elkaar, of fungeren als een spoor waarlangs andere moleculen zich voortbewegen.
Na de uitvinding van de lens neemt de studie van de cel vanaf zo’n 1660 een hoge vlucht. Zo richt de Nederlandse lakenhandelaar Antoni van Leeuwenhoek zijn lens op regenwater en ontdekt in 1675 ”animalculi”, minuscule levende wezens.
De waarnemingen met simpele optische microscopen komen nog primitief over. Maar naarmate de lenzen beter worden, groeit ook de kennis van de cel. Er blijken zich tal van ingenieuze processen af te spelen.
De elektronenmicroscoop maakt het mogelijk om het erfelijk materiaal te bestuderen. Watson en Crick kunnen daardoor in 1953 de dubbele helixstructuur van het DNA ophelderen.
Challoner geeft een imponerende inkijk in de cel. Het is daarom spijtig dat hij veronderstelt dat de cel een product is van evolutie. Terwijl juist de cel iets openbaart van Gods almacht, wijsheid en goedheid.
Boekgegevens
Cellen. De moleculaire machines van het leven, Jack Challoner; uitg. Veen Media; 192 blz.; € 45,-