Rutte en oppositie oneens over schuldvraag corona
Waarom verloor Nederland na een adempauze in juli in een paar weken tijd de grip op het coronavirus? Tot ongenoegen van Rutte wezen veel Tweede Kamerleden woensdag met een beschuldigende vinger naar het kabinet.
„Minister-president, toon zelfreflectie”, zo klonk het woensdag veelvuldig in het Tweede Kamergebouw. Aan die oproep gaf Rutte royaal gehoor. Waar voorheen geregeld de kritiek klonk dat hij coronaminister De Jonge de ergste klappen liet opvangen, was het woensdag de premier zelf die royaal het boetekleed aantrok en opsomde welke lessen hij de afgelopen week had geleerd.
Helemaal nieuw was zijn spijtbetuiging niet. Over het optreden van het kabinet in de week na Prinsjesdag zei Rutte in het vorige debat al dat het te slap was. In zes veiligheidsregio’s sprong het sein toen van waakzaam naar zorgelijk, maar uit een verhitte discussie tussen de regioburgemeesters en De Jonge resteerde slechts het schrappen van het laatste rondje in de kroeg als voornaamste maatregel. „Dat had steviger gemoeten”, herhaalde de premier woensdag.
Nieuw was Ruttes ontboezeming over de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Die had hij, zo zei hij, te veel benadrukt en overschat, waardoor de aandacht voor de handhaving wat was verslapt. Ook vond de premier achteraf dat zijn communicatie „effectiever” had gemoeten. De crisismaatregelen die het kabinet op maandag 28 september aankondigde, waren volgens hem op onderdelen inconsistent. Te veel concert-of podiumzalen kregen volgens hem ontheffing voor de opgelegde maximumgroepsgrootte van 30 aanwezigen. „Zelfs het Triangeltje in Lochem”, grapte hij. Rutte noemde het achteraf niet logisch cafés te dwingen om 22.00 uur hun deuren te sluiten, terwijl in avondwinkels de verkoop van alcohol tot in de late uurtjes door kon gaan.
Zijn knieval ging met name de linkse oppositieleiders Asscher (PvdA) en Klaver (GroenLinks) niet ver genoeg. Augustus was de maand waarin het kabinet door doortastend op te treden de zaak nog ten goede had kunnen keren, reconstrueerde Asscher. „Maar er gebeurde niets.” Rutte wees de aantijging van de hand. Gegeven de kritische signaalwaardes lag de bal toen volgens hem bij de veiligheidsregio’s die op hun beurt experimenten probeerden met verplichte mondkapjes en tal van horecagelegenheden dwongen tijdelijk dicht te gaan.
Dat het kabinet schuld droeg voor de stijgende aantallen besmettingen doordat het testbeleid niet op orde was, een aantijging van Klaver, noemde Rutte niet reëel. Hij wees op onderzoek waaruit blijkt dat 20 procent van de mensen die positief zijn getest toch gewoon de deur uitgaan. Daar is geen kruid tegen gewassen, hield hij Klaver voor. „Mensen worden niet ziek omdat het met het testen niet altijd even soepel loopt. Dat heeft toch te maken met gedrag.”
Sneltesten
Veel vragen die minister De Jonge kreeg voorgelegd gingen over de inzet van sneltesten. Die zouden Nederland bij het uitstippelen van een exitstrategie uit de crisis wel eens veel meer van pas kunnen komen dan gedacht, betoogde CU-leider Segers. Hij wees erop dat de datum waarop er mogelijk een vaccin beschikbaar is, steeds verder opschuift. De Jonge legde uit dat er momenteel diverse sneltesten worden beproefd, in uiteenlopende klinische omgevingen. Cruciaal is vooral of een test uit een groep burgers die nog geen ziekteverschijnselen vertonen toch diegenen weet uit te filteren die het virus ongemerkt onder de leden hebben en dus in quarantaine moeten gaan.
Ook de dinsdag aangescherpte maatregelen die het land in Ruttes woorden feitelijk in een halve lockdown hebben gebracht, kwamen uitgebreid aan bod. Protesten daartegen bleven eigenlijk Kamerbreed achterwege. Een sombere bijpraatsessie door deskundigen, voorafgaand aan het debat, speelde daarbij waarschijnlijk een belangrijke rol.
Zo toonde Ernst Kuipers, die leiding geeft aan het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding, de zorgwoordvoerders sombere cijfers over de ziekenhuiszorg. Niets doen leidt tot het sombere scenario dat eind november zo’n 4500 van de ruim 10.000 ziekenhuisbedden worden bezet door coronapatiënten. Driekwart van de reguliere zorg moet dan worden uitgesteld.
Het aantal besmettingen liep intussen echter al zo hoog op dat er eind november hoe dan ook zo’n 2400 Covid-opnames worden verwacht. Dat is zelfs de prognose wanneer de maatregelen het reproductiegetal, dat nu op 1,27 ligt, naar beneden krijgen tot 0,9. In dat gunstige scenario moet nog altijd 41 procent van de normale zorg worden uitgesteld.
Ook over de overheidshulp aan de horeca en de amateursportverenigingen, de twee sectoren die sinds dinsdag het hardst getroffen zijn, toonde de Kamer zich eensgezind: daar moet een tandje bij. Met Ruttes toezegging dat een analyse van minister Koolmees (Sociale Zaken) binnen twee weken zal uitwijzen of de huidige regelingen voor deze twee branches volstaan, nam VVD-fractievoorzitter Dijkhoff geen genoegen. „Meer snelheid is echt beter. Met name in de horeca worden komend weekend al flink wat pijnlijke gesprekken gevoerd”, voorspelde hij.