Korting Nederland bij onderhandelingen EU heikel punt
Nederland en de EU zijn het nog altijd niet eens over hoeveel Nederland precies netto betaalt aan de EU. Dat komt door definities over wat precies als afdracht wordt gerekend, meldt de Algemene Rekenkamer in een onderzoeksrapport. Aanleiding voor dat rapport is de nieuwe EU-begroting. Nederland moet het nog met de andere lidstaten eens worden over de hoogte van de korting die het op zijn EU-bijdrage kan bedingen.
Nederland is sinds de jaren ’90 een nettobetaler, wat inhoudt dat er meer geld naar Brussel gaat dan terugkomt in de vorm van subsidies. Volgens Nederland waren we de afgelopen vijf jaar zelfs de grootste nettobetaler van de EU. Politiek Den Haag wil daarom meer korting krijgen.
Volgens Nederland zelf is Nederland in de hele periode van 2014 tot en met 2019 de grootste nettobetaler van de EU geweest. Maar de EU ziet dat anders. Brussel rekent sommige inkomsten en nationale afdrachten, zoals de douanerechten, niet mee. Volgens de Europese Commissie was Nederland alleen in 2014 de grootste nettobetaler en in 2019 de op één na grootste nettobetaler, na Duitsland. In de tussenliggende jaren droegen Duitsland én Zweden een groter deel van hun bruto nationaal inkomen (bni) af.
In 2019 bedroeg de netto EU-afdracht van Nederland volgens de Nederlandse boekhoudkundige definitie 0,67 procent van het bni. Dat komt neer op netto 5,5 miljard euro. Volgens de berekening van de Europese Commissie betaalde Nederland 0,35 procent van dat bni. In 2019 hebben tien van de 28 lidstaten volgens de berekeningen van de Europese Commissie meer betaald dan ontvangen van de EU.
In de Europese Raad hebben de regeringsleiders vooralsnog afgesproken dat Nederland, net als sommige andere lidstaten, ook de komende jaren recht heeft op een korting. Over de hoogte daarvan wordt nog onderhandeld. Het Europees Parlement moet tenslotte ook instemmen met een voorlopig akkoord.