De eeuwigheid in het oog
Garanties voor het voortbestaan van het protestantisme in Nederland zijn niet te geven, betoogt drs. P. J. Vergunst in deze derde en laatste voorpublicatie uit de binnenkort te verschijnen Rotterdamse CSFR-lustrumbundel.
Maar christenen kunnen zich wel wapenen. De kerk in Nederland zal moeten strijden tegen de geweldhebbers van deze wereld en moet daarom bedacht zijn op elke relativering van Gods openbaring, want daarmee ontneemt een christen zich zijn eigen wapen: het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord.
Lang voordat we van Alister McGrath en zijn vraaggesprek in ”Beweging” gehoord hadden, werd de gereformeerde ds. L. H. Kwast uit Kollum door ”Koers” geïnterviewd. Het vraaggesprek verschijnt onder de vetgedrukte kop: ”De Gereformeerde Bond is de protestantse kerk van de toekomst”. Dat zit wel goed dus, lijkt het, met de beweging die ondergetekende in deze bundel vertegenwoordigt.
Ds. Kwast -wars van wolligheid- zegt niet alleen iets over de Gereformeerde Bond, ook over de Gereformeerde Kerken, die inmiddels beide leven onder het brede dak van de Protestantse Kerk in Nederland. Die Gereformeerde Kerken kenden mensen die geestelijk voortkwamen uit de Afscheiding. Hun kerkelijk leven „bouwden ze op de omgang met God en met Jezus Christus”, lees ik. Toewijding en overgave zijn sleutelwoorden inzake hun kerkzijn.
Ook waren er gereformeerden die voortkomen uit de Doleantie, kinderen van Kuyper. In hun levensopvatting en hun kijk op de wereld waren zij volslagen anders dan de kinderen van de Afscheiding, zegt ds. Kwast. „De een was een beetje bang voor de wereld, de ander had er een open oog voor.” En dan komt hij tot zijn these dat de Gereformeerde Bond wél toekomst heeft, de protestantse kerk van de toekomst is. Waarom? Omdat hier -„met uitzondering van hun eigenaardigheden ten aanzien van het Liedboek, de vrouw in het ambt en de bijbelvertaling” (let wel, ds. Kwast en niet de schrijver van dit artikel noemt dit eigenaardigheden…)- nog bezieling gevonden wordt.
Hier denkt hij aan Godfried Bomans, die in 1973 op de avond voor zijn sterven zei dat hij voor de kerk in Nederland geen toekomst meer zag, omdat de bezieling onder de mensen weg is. Bomans zag het somber in: „Er is geen redden meer aan.” Wel, die bezieling bemerkte ds. Kwast nog in de kring van de Gereformeerde Bond, op zendingsbijeenkomsten en op jeugddagen. Die bezieling heeft alles te maken met de weigering te capituleren voor de tijdgeest.
Het is natuurlijk aardig als inleiding op dit artikel te luisteren naar ds. Kwast, te meer daar de kop boven genoemd interview direct onze aandacht gevangen neemt én wat ons betreft McGrath afdoende antwoordt. Zo maken we er ons echter te gemakkelijk van af. We moeten heel voorzichtig zijn met ’profetieën’ als door hem gedaan. Wat te denken immers van een zin als: „Als de Gereformeerde kerken al lang zijn uitgestorven, staat de Gereformeerde Bond in de Hervormde kerk nog recht overeind.” Het gevaar van kerkelijke zelfgenoegzaamheid is levensgroot - en waar die tevredenheid met de eigen positie gevonden wordt, kan het met de kerk gauw gedaan zijn.
In de gemeente van Laodicea dacht men onder het oordeel van een eerste-eeuwse McGrath vast goed uit te komen, maar de Heilige en Waarachtige zegt: „Jullie weten niet dat je ellendig, arm, jammerlijk, blind en naakt bent.” God hanteert Zijn eigen weegschaal en Hij ziet anders dan theologen en sociologen. Dat geldt zowel het analyseren van de huidige kerkelijke situatie áls het prognosticeren van de toekomst, omdat het werk van de Heilige Geest niet in kaart te brengen is. De Geest werkt verrassend en Zijn werk is niet te keren. Dat relativeert ons antwoord op de vraag hoe de Protestantse Kerk en de Gereformeerde Bond er over enige tientallen jaren uitzien.
En daarom ligt de toekomst van de gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond niet in het aantal meelevenden, niet in de goede organisatie van het gemeentelijk leven, niet in de kwaliteit van het jeugdwerk -allemaal van grote waarde- maar in het geestelijke leven dat er gevonden wordt. Is er het vurig gebed om de leiding en werking van de Heilige Geest? Is er het besef in de gemeenten dat het Woord ons bewaart en wij bij dat Woord als de bron van ons leven en als de norm voor ons handelen, bewaard moeten worden? Dat besef was er in de gemeente van Filadelfia, die ondanks de kleine kracht in een heidense gemeente de naam van Christus niet verloochende. Daarop komt het altijd weer aan!
Die opdracht vanuit het Woord van God moet evenwel gestalte krijgen in de concrete omgeving, waarin de gemeente zich bevindt. Om het Woord te bewaren, moet je ermee handelen en ermee wandelen. Dat moet in een samenleving die al verder seculariseert én dat moet sinds 1 mei 2004 binnen het grote geheel van de Protestantse Kerk in Nederland.
Over deze Protestantse Kerk is op dit moment vanuit de praktijk nog niet zo heel veel meer te zeggen dan dat ze na jarenlang moeizaam kerkordelijk overleg het verlangen kent om bezig te zijn met de vragen die in de kerk momenteel relevant zijn. Dat is een verblijdende insteek. Want een synode die bijna wordt tot een doel in zichzelf, komt niet toe aan het leiding geven aan de gemeenten in onze geseculariseerde tijd. Het is opvallend dat nadrukkelijk de overdracht van het Evangelie aan anderen, met name naar de jongeren, aandacht krijgt.
Voor de Gereformeerde Bond is het van wezenlijk belang op welke wijze, beter: vanuit welk fundament, de kerk deze en andere vragen zal bespreken. Voor welke program staat de naam protestant? Is op déze kerk van toepassing wat Alister McGrath in het bekende interview zei, namelijk dat in de westerse wereld het protestantisme geen toekomst meer heeft, als de leden van de kerk hun geloof aanpassen aan de eisen van de tijd, waarbij het hart van het Evangelie uit het lichaam van de gemeente gesneden wordt? Het is dezelfde waarschuwing die decennia geleden uit de mond van prof. H. Berkhof klonk, namelijk dat wie vandaag met de tijdgeest trouwt, morgen weduwe is.
Hoe ziet de Protestantse Kerk zelf haar naam? In november 2002 werd door het moderamen van de zogeheten triosynode verwoord dat door geloof en belijden ernstig te nemen de naam protestant haar oorspronkelijke betekenis terug zal krijgen. Met het woord ”terugkrijgen” erkende ze dat de naam vervlakt is, tot een paraplubegrip geworden. Nee, zei het moderamen, protestant moet duidelijk maken dat de kerken in de christelijke traditie staan en werfkracht hebben, dat ze zowel belijdend zijn als open naar de samenleving. Het moge duidelijk zijn dat de Gereformeerde Bond wat dit laatste betreft niet zonder zorg is. Immers, waar de kerk in haar belijden en haar spreken de grens met de wereld die God niet dient, niet duidelijk trekt, is het verval binnen een enkele generatie zichtbaar.
Die zorg komt met name voort uit het fundament van de kerk. Weliswaar zet de kerkorde in met de belijdenis dat de Protestantse Kerk in Nederland in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als enige bron en norm van de kerkelijke verkondiging en dienst, de drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest belijdt. Er is dus sprake van een Christus belijdende kerk!
Maar tegelijk -en dat was ten principale voor de Nederlandse Hervormde Kerk niet anders- verwoordt de kerkorde dat de kernpunten van het christelijk geloof in die belijdenisgeschriften zijn verwoord, en dat zij „in gemeenschap” daarmee belijdt. De kerk wil zich hiermee niet binden aan haar belijdenis. En de praktijk van het kerkzijn heeft aangetoond dat ze zo ruimte creëert voor opvattingen die vanuit gereformeerde optiek strijdig zijn met het Woord van God.
Toen dat woord gemeenschap in de kerkorde van 1951 een centrale plaats kreeg, was het voor leidinggevenden binnen de Gereformeerde Bond reden om te schrijven: „Het laat zich aanzien dat de gereformeerde belijders een moeilijke tijd tegemoet gaan. Door de nieuwe kerkorde die ingevoerd is, is de kerk immers niet gebonden aan de gereformeerde belijdenis, die door onze vaderen zelfs met hun leven verdedigd en bezegeld is.”
De situatie is in 2004 ten aanzien van 1951 slechts gecompliceerder geworden, doordat ook lutherse belijdenissen een plaats in de grondslag gekregen hebben. Hervormde gemeenten hebben daarbij wel het kerkordelijk recht om zich aan de inhoud van deze belijdenissen niet gebonden te achten, wanneer deze conflicteert met wat in de gereformeerde belijdenisgeschriften staat.
De Gereformeerde Bond ervaart daarom op dit moment min of meer op een kruispunt te staan. Binnen de gemeenten leeft nogal eens verwarring, nu dit voorjaar zich in veel plaatsen een verdrietige en ingrijpende scheuring heeft voltrokken. Het appèl tot eenheid dat van jaar tot jaar uit de gelederen van de CSFR klinkt ten spijt… Trekken we ons maar terug binnen de eigen gemeente of zien we toch ook een roeping en een opdracht voor het geheel van die Protestantse Kerk, waarvoor niet dezelfde liefde ervaren wordt als voor de Hervormde Kerk?
Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond heeft inmiddels uitgesproken dat de roeping blijft om vanuit hetzélfde bijbels gereformeerde beginsel de breedte van de kerk te dienen. Immers, waar God werkt met Zijn Geest, kunnen wij ook zijn en mógen wij niet weg. En als wij ervaren dat in het gereformeerde belijden het werk van de drie-enige God heel treffend verwoord is, in een zorgvuldig luisteren naar wat de Bijbel zegt, dan willen wij ook anderen daarmee confronteren en daarvoor winnen.
Zo zal de Gereformeerde Bond in de komende jaren de (hervormde) gemeenten blijven ondersteunen, om in gehoorzaamheid aan Gods Woord en in verbondenheid met de belijdenis van de kerk der eeuwen te werken aan haar opbouw, die gestalte krijgt als mensen buigen voor God en gaan leven naar de geboden van Christus.
De vraag is voor mij in dit artikel dan niet allereerst of de Gereformeerde Bond toekomst heeft. Zolang de kerk waartoe wij behoren, ernstig ziek is, heeft deze modaliteit een taak, een opdracht, een missie. Maar dan zal hijzelf ook de tijdgeest moeten onderkennen en weerstaan, dan zal de wacht betrokken moeten worden bij de gevaren die de gemeenten, die ónszelf, bedreigen. Die gevaren zijn vele, want als de boze de gemeente zoekt te verslinden, doet hij dat op elke wijze die maar mogelijk is. Ik meen dat niet het minste gevaar ligt in het feit dat de eeuwigheid uit ons vizier raakt. De maakbaarheid van de samenleving en het vergenoegd zijn met het goede leven op deze aarde heeft ook zo veel christenen in de ban dat niet of onvoldoende wordt beseft dat ons leven allereerst een voorbereiding is op de eeuwigheid. Als het protestantisme toekomst wil hebben, moet het zijn uitgangspunt blijven nemen in de verhouding tussen God en mens!
In die zin heeft Alister McGrath terdege een punt gemaakt door aandacht te vragen voor het heilige - al staat hij daarmee op de schouders van zovelen in de gereformeerde traditie. Het gaat in de dienst aan God om heilige zaken, om de Heilige Zelf! Het was de Reformatie die de verkiezing, het geloof, de genade, het Woord het volle, want bijbelse pond gaf. En waar de werkelijkheid van de heilgeheimen van God beleden en beleefd wordt, heeft de gemeente toekomst, ook protestanten, ook wie zich rekent tot de Gereformeerde Bond.
Met dat Woord staat -óf valt, het omgekeerde is ook waar!- de toekomst van het protestantisme. Het is zijn kracht, maar wordt zijn zwakte, als er géén eerbiedig luisteren is naar wat de kerk van alle plaatsen en alle tijden heeft gehoord uit de Heilige Schrift. Ook hier wordt het bederf van het beste het slechtste. Lauwe gemeenten en mensen spuwt Christus uit de mond. In de omgang met dat Woord gaat het dan om de genade in Christus Jezus voor allen die Hem aanroepen. Het gaat om de oproep en de aansporing, ook om de waarschuwing en de vermaning. Het gaat om de prediking van Wet en Evangelie. De prediking kan zonder ontmaskering en zonder navolging gevaarlijk oppervlakkig worden: goedkope genade.
Die prediking werkt ook corrigerend en genezend naar zoveel wat het protestantisme -en zouden deze dingen de gemeenten van de Gereformeerde Bond in de komende jaren voorbijgaan?- bedreigt: onderling uiteengroeien, vanzelfsprekend aanvaarden van zegeningen, verdergaande versplintering, toenemende conflicten, materialisme. Elk thema zou apart uitgewerkt kunnen worden.
Je hoeft maar enige zondagen in Frankrijk te verkeren om de verwondering te doen herleven dat het gereformeerd protestantisme in Nederland er nog is. Garanties naar de toekomst -twintig jaar, veertig jaar- zijn er voor ons niet te geven. In een cultureel liberaal klimaat zal de strijd der geesten ongetwijfeld heftiger worden. Wie God niet geeft wat Hem toebehoort, doet deze Heiland tekort en doet zichzelf tekort. Onder de naam van verdraagzaamheid en grenzeloos respect mogen we niet afwijken van God, die gezegd heeft dat geen van Zijn woorden ter aarde zal vallen.
Studenten kunnen zich er nu reeds voor wapenen. Het Leidse CSFR-dispuut heet Panoplia: wapenrusting. Boven de perikoop in Efeze 6 staat ”Geestelijke wapenrusting”, maar de verzen 11 en 13 zeggen het nóg beter: de gehele wapenrusting van God. De kerk in Nederland zal moeten strijden tegen de geweldhebbers van deze wereld. Wees daarom bedacht op elke relativering van Gods openbaring, want daarmee ontneemt een christen zich zijn eigen wapen: het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord. Met dat Woord en met de belijdenis mag elke nieuwe (studenten)generatie de toekomst in, hoopvol en moedig, omdat Jezus Christus Overwinnaar is en Zijn volk de zege geeft.
voetnoot (u17(De auteur is algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond. Hij schreef dit artikel voor de lustrumbundel van het Rotterdamse CSFR-dispuut Ichthus. Deze bundel wordt op 16 oktober gepresenteerd op een lustrumcongres in Rotterdam. Thema: ”Het einde van het protestantisme?” Tijdens dit congres zal onder anderen de Britse theoloog Alister McGrath het woord voeren. Voor informatie en opgave, zie www.csfr-ichthus.nl/lustrum. Dinsdag resp. donderdag publiceerde het RD de bijdragen van prof. J. W. Maris en ds. A. Moerkerken.