Rechter oordeelt niet over belastingrente
Het voelt soms als een onaangename verrassing als er inkomstenbelasting aan de Belastingdienst moet worden (bij)betaald.
Dit kan komen omdat veelal pas bij het indienen van de aangifte duidelijk is over welke inkomensbestanddelen nog geen belasting is betaald.
Ook kan het zijn dat een belastingplichtige eerder een te hoge teruggaaf heeft gehad en deze (gedeeltelijk) moet terugbetalen. Daarnaast heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om een aanslag te corrigeren als zij van mening is dat ten onrechte te weinig belasting is betaald. Er volgt dan een navordering.
Wat in de praktijk nog wel eens wordt vergeten, is dat over nog te betalen inkomstenbelasting rente (de zogeheten belastingrente) is verschuldigd naar een tarief van 4 procent. In verband met de coronacrisis is de rente weliswaar tijdelijk verlaagd naar 0,01 procent over de periode 1 juli tot 1 oktober 2020. Sinds 1 oktober is de rente weer 4 procent.
Een rente van 4 procent wordt vaak als onredelijk ervaren; een gemiddelde bank hanteert immers al jaren niet meer van dergelijke tarieven. Saillant detail daarbij is dat de Belastingdienst ook niet zomaar rente vergoedt als een belastingplichtige een teruggave verwacht. Slechts wanneer de teruggave te lang op zich laat wachten, kan de Belastingdienst onder omstandigheden rente vergoeden.
Geprocedeerd
Inmiddels is in de fiscale rechtspraak geprocedeerd over de houdbaarheid van de relatief hoge belastingrente. Vooralsnog zonder succes. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft recent namelijk geoordeeld dat het niet aan de belastingrechter is om de redelijkheid van de wettelijke bepalingen over de belastingrente als zodanig te beoordelen. In deze zaak diende een belastingplichtige zijn aangifte 2014 in maart 2015 in. Pas eind 2017 deelt de inspecteur mee dat hij wil afwijken van de ingediende aangifte en legt op 30 december 2017 een aanslag op. De inspecteur brengt hierbij belastingrente in rekening. Belastingplichtige acht de belastingrente te hoog en verwijst naar de lagere rente op de kapitaalmarkt.
Het Hof geeft aan dat de wetgever met de heffing van belastingrente het aangiftegedrag van belastingplichtigen beoogt te beïnvloeden. Een belastingplichtige heeft zelf, en te allen tijde, de mogelijkheid om tijdig een juiste opgaaf van een te verwachte heffing van inkomstenbelasting door te geven aan de Belastingdienst. Dat kan door het indienen van een voorlopige aangifte.
Interpretatie
Op zich is dat waar, maar op het moment dat inhoudelijk een verschil van inzicht bestaat over de interpretatie van een belastingregeling, kan –als de Belastingdienst gelijk krijgt– onverwachts toch sprake zijn van hoge rentekosten.
Dat de belastingrente wordt berekend naar een hoger tarief dan de rente op de kapitaalmarkt is volgens de rechter overigens verder niet van belang. Het tarief van de belastingrente is niet gerelateerd aan de kapitaalmarktrente maar aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank met een opslag. Verder is het tarief van de belastingrente in vergelijking met andere rentetarieven aanzienlijk lager (zo merkt de rechter op).
Auteur is werkzaam bij BDO Belastingadviseurs