Column: Helende oefeningen
Ze kwam alweer een aantal jaren geleden bij mij op spreekuur. Ze was recent verhuisd en merkte dat ze achterdochtiger en angstiger werd. Kwetsbaarder ook voor de vurige pijlen van satan, die haar probeerde te raken op vitale plekken. Ze had in haar leven al een hele rondgang in de psychiatrie gemaakt maar was juist de laatste jaren meer tot rust en stabiliteit gekomen. Haar leven volgde een vast patroon, een aantal kinderen had inmiddels het ouderlijk huis verlaten en ze wilde met haar man kleiner gaan wonen. Toen ging het mis.
Wat bleek? In een eerste gesprek werd duidelijk dat ze de afgelopen jaren een ritueel had ontwikkeld dat haar structuur en steun verschafte. Iedere morgen besteedde ze een uur aan het aantrekken van de geestelijke wapenrusting. Ze gespte de gordel van de waarheid vast, deed het harnas van de gerechtigheid om haar borst en oefende zich vooral in het hanteren van het schild van het geloof, om de pijlen van satan te kunnen tegenhouden. Dit proces werd zorgvuldig uitgevoerd met bijpassende bewegingen onder aanroeping van Gods Naam. Na de verhuizing echter kwam de klad erin en het lukte haar niet het oude ritme weer op te pakken. En dus ook niet haar concrete lichamelijke geloofsoefeningen.
In een tweetal vervolggesprekken werd het grote belang van het geloofsritueel voor haar meer en meer duidelijk en ook hoe ze het weer zou kunnen oppakken. De klachten namen vervolgens af en de gesprekken konden worden afgesloten.
Mogelijk denkt u: een typisch psychiatrisch verhaal, en daarmee is de kous af. Paulus’ spreken over de wapenrusting is natuurlijk geestelijk bedoeld en niet letterlijk. Blijkbaar kan de patiënte het onderscheid niet goed maken.
Hoe redelijk deze gedachtegang ook is, toch gaat hij te snel. Ik ben er namelijk van overtuigd dat goed luisteren naar wat mensen met psychische klachten vertellen ons veel kan leren over ons menselijk bestaan. Ga maar eens bij uzelf te rade. Juist in periodes van angst en spanning dringt de behoefte aan structuur en houvast zich aan u op. De derde R van de drieslag rust, reinheid en regelmaat blijft voor ons net zo belangrijk als ze was voor Florence Nightingale. Je voegen naar de ritmes van het leven in waken en slapen, werk en rust, inspanning en ontspanning is heilzaam. Er is blijkbaar overal een tijd voor, een bepaalde tijd. Maar dat wisten we natuurlijk al van de Prediker.
Het weefsel van ons bestaan is broos en vraagt daarom zorgvuldige aandacht en zorg. Deze zorg en regelmaat, en nu kom ik bij mijn stelling, impliceren ook lichamelijke geloofsoefeningen. De patiënte die ik zojuist introduceerde, had een dagelijkse liturgische praktijk ontwikkeld die bijzonder heilzaam was voor haar kwetsbare bestaansstructuur, lees: haar gevoeligheid voor angst en achterdocht. Door het, in zekere zin letterlijk, aantrekken van de geestelijke wapenrusting bracht ze het geloof in daadwerkelijke concrete oefening. Op deze wijze trok ze een geloofsexpressie het ritme van het concrete dagelijkse leven in.
Welke concrete dagelijkse geloofspraktijken kennen wij? Bidden wij hardop? Knielen wij? Zingen we geestelijke liederen? Slaan we regelmatig een kruis? (Pardon, we zijn niet rooms!) Ja, ook het slaan van een kruis kan een concrete vorm van ‘toe-eigening’ zijn van de diepe betekenis van het kruis van Christus in ons leven.
Misschien bent u wel de bekende uitzondering maar ik vraag me toch af of wij als protestantse christenen niet te cerebraal, te verstandelijk zijn geworden. Zitten we niet teveel in ons hoofd en te weinig in ons lijf? De rijkdom van ons leven hangt grotendeels samen met de zintuiglijkheid ervan. We voelen, we ruiken en we proeven dat de maaltijd lekker is én dat God goed is.
De noodzaak tot de concrete belichaming en ordening van het leven wordt nergens zo duidelijk als in de psychiatrische praktijk. De broosheid van het bestaan wordt pijnlijk zichtbaar; ook de heilzame werking van een concrete dagelijkse geloofspraktijk.
De auteur is psychiater en geneesheer-directeur van Eleos.