Opinie

Geloven in een katholieke kerk dringt tot eenheid

De gescheurdheid van de kerk geeft veel verdriet. Veel kerken staan op een kruispunt en onder grote spanningen. Daar komt nog iets bij. Ouders die met hun kinderen uit de kerk vertrekken. Kleinkinderen die niet meer gedoopt worden...

Ton van der Schans
2 October 2020 12:14Gewijzigd op 23 February 2023 15:37
„Als Christus terugkomt, mogen we de opdracht om te werken aan de eenheid van Gods Kerk met vreugde neerleggen. Dan zal ze ons namelijk geschonken zijn.” beeld iStock
„Als Christus terugkomt, mogen we de opdracht om te werken aan de eenheid van Gods Kerk met vreugde neerleggen. Dan zal ze ons namelijk geschonken zijn.” beeld iStock

Keer op keer en meer en meer ontdekken we dat kerk-zijn geen vanzelfsprekende zaak is. Nochtans ligt de kerk vast in Christus’ handen. En Zijn gebed om eenheid in Johannes 17 geeft ons een opdracht.

Artikel 9 van de Apostolische Geloofsbelijdenis laat de „gemeenschap der heiligen” voorafgaan door het geloof in „één heilige, algemene christelijke kerk.” Zelf lees ik altijd het lidwoord „een” kerk en niet het telwoord „één” kerk. Met „een kerk” wordt bedoeld dat er een heilige, algemene, christelijke kerk bestaat en dat ik daarin geloof. Dat is de oorspronkelijke tekst. Maar „één kerk” is ook waar. Er is geen afzonderlijke kerk voor Afrika, voor rijken of voor de 21e eeuw. Er is ook één Heere, één geloof en ook één doop (Efeze 4:5). Laat deze tijd juist óók een tijd zijn die ons omwille van Christus’ gebed in Johannes 17 dringt tot eenheid.

De ene kerk is katholiek

De ene, heilige, algemene, christelijke kerk en de gemeenschap der heiligen hebben alles met elkaar te maken. In artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) worden deze heiligen ware Christgelovigen genoemd: „Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene kerk dewelke is een heilige vergadering van ware Christgelovigen…” Deze kerk omvat alle christenen van alle tijden en plaatsen en is daarom in deze wereld één lichaam.

Het is de kerk van alle tijden en plaatsen. De wereldkerk, van Noord-Korea tot de Biblebelt, van de Protestantse Kerk in Nederland tot de Oud Gereformeerde Gemeenten. Met deze kerk met een hoofdletter is het – God zij dank – niet gebeurd. Het lijkt er wél op dat het gebeurd is met de eenheid van de kerk. Hoe langer ik over de zichtbare kerk nadenk, hoe meer ik erin vastloop. We worden treurig van kerkscheuringen. Vandaag weten we wat tien of nog meer keer gereformeerd is. Het meest verdrietige is dat mensen er geen verdriet meer van schijnen te hebben. Want wat is er nu van die ene christelijke kerk te zien? Laat ik het maar zeggen: niets. Nochtans, wij geloven… ook al zien we niets.

En de kerken zelf dan…

Laten we ons als kerken op de rechterflank van de gereformeerde gezindte niet rijk rekenen. Jodocus van Lodenstein schreef: „Een gereformeerd christen die niet wedergeboren is, is niet beter dan een atheïst.” Dat geldt nog steeds, ook in de kerken in 2020. Het is naar menselijke maatstaven volkomen zinloos om nog te investeren in de eenheid van gereformeerde belijders. We begrijpen niet meer wat onze kerkelijke neven bezielt. Afkomstig van hetzelfde erf met dezelfde naam ”gereformeerd”. Een mooie naam zegt blijkbaar niet alles.

Deze verdeeldheid moet ons diep ter harte gaan. We weten wel dat wij de kerk niet redden door een program van actie om zo allerlei kerkverbanden bij elkaar zien te krijgen. De Heere zorgt Zelf voor Zijn kerk. Er zal op de jongste dag niet één schaap van de kudde van de Goede Herder worden gemist.

Groepsdenken

Om elkaar beter te leren kennen, zijn ontmoeting en herkenning onmisbaar. Misschien hebt u gelezen of gehoord van de discussie tussen ds. G. Hoogerland en ds. J. Roos. Nu weet ik echt wel waarom het ging in het binnenkerkelijke conflict in de Gereformeerde Gemeenten in 1950 en 1953. Er zijn niet alleen verschillen tússen kerken maar ook ín kerken. We moeten echter ons denken en handelen aan Schrift en belijdenis toetsen. Dat schuurt. Groepsdenken is een grote bedreiging voor de „gemeenschap der heiligen”. De kerk is geen club van gelijkgezinden, waarbij we afschrijven wat buiten onze groep(scultuur) valt. Waar we telkens opnieuw onze eigen zilverstukken in de vorm van onze groepsidentiteit laten rinkelen. Schuldbelijdenis en bekering moeten gepaard gaan met gedragsverandering. Kerkelijke deputaten, kerkenraden en kerkleden moeten offers brengen. Liefde voor het Lichaam van Christus moet zwaarder wegen dan onze eigen kansels, onze eigen nestgeur en onze eigen kerkelijke tradities.

Nochtans

Het is een veelgehoorde uitdrukking: „Niet één zaak op deze wereld staat er zo goed voor als de zaak van Christus’ kerk.” Nu is er een verkeerd optimisme dat zijn voedingsbodem in de mens heeft. Er is ook een naïef optimisme. Maar optimisme als vrucht van geloof en vertrouwen in het bloed van Jezus Christus is een godsgeschenk. Het is een kracht om te blijven hopen waar anderen opgeven. Een kracht die de toekomst niet overlaat aan de tegenstander maar haar in handen weet van haar Heere en Heiland Jezus Christus. Daarom blijf ik tegen wil en dank verlangen naar en ijveren voor de kerk waar men, naar een woord van ds. Joh. van der Poel, zingt: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.” Als Christus terugkomt, mogen we de opdracht om te werken aan de eenheid van Gods Kerk met vreugde neerleggen. Dan zal ze ons namelijk geschonken zijn.

De auteur is ouderling in de gereformeerde gemeente van Bodegraven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer