John Thornton: financier van eerste generatie evangelicals
John Thornton (1720-1790) was enig kind. Van zijn vader, commissaris bij de Bank of England, erfde hij 100.000 pond. Dat bedrag stopte hij niet in een oude kous; hij was ermee actief in handel en industrie.
Thornton werd in zijn tijd wel de grootste koopman van Europa genoemd, in rijkdom slechts geëvenaard door de Amsterdamse bankier Henry Hope. Jaarlijks gaf Thornton ongeveer de helft van zijn grote inkomen weg. Toch liet bij zijn sterven nog het forse bedrag van –omgerekend in huidige valuta– 45 miljoen Engelse pond na.
John leefde in een tijd dat er nog geen grote ”evangelical” organisaties bestonden, laat staan dat er politiek iets te bereiken viel. Wat hij weggaf aan goede doelen, gebeurde dus altijd op privébasis. Zelf leefde hij betrekkelijk sober.
Van de bijdragen van Thornton werden vooral grote aantallen Bijbels, anglicaanse dienstboeken en religieuze lectuur gefinancierd, ter verspreiding binnen Engeland en over de gehele wereld. Bovendien gaf hij grote bedragen om anoniem te verdelen onder de armen. Met anderen richtte hij een stichting op voor het vrijkopen van tienduizenden gevangenen die om een kruimeldiefstal maandenlang vastzaten en dus ook geen gelegenheid hadden om hun schuld af te lossen.
Van spot om zijn wat excentrieke manier van leven trok Thornton zich weinig aan. „Hij was pas in zijn element als hij mogelijkheden zag om van zijn grote vermogen iets bij te dragen voor leniging van noden die op zijn pad kwamen”, schreef een tijdgenoot. „Dat was de passie die heel zijn leven beheerste”, aldus een andere biograaf. Hulp aan uittredende prostituees (via de ”Magdalen Society”); steun voor rekruten bij de marine, die daarmee een goede opleiding, voldoende voedsel en kleding kregen; opleiding van indianenkinderen in Amerika; armenzorg; schuldsanering; verspreiding van boeken met goede christelijke gezangen (van Newton en Cowper); kerkbouw; zending – de lijst met goede doelen gefinancierd door Thornton is heel erg lang.
Die passie kwam voort uit Thorntons religieuze overtuiging. „Op elke bladzij van zijn privégrootboek zag ik een passende Bijbeltekst staan”, herinnerde een bezoeker zich later. Het moesten wel altijd doelen zijn waar Thornton helemaal achter kon staan. „Ik kom niet binnen bij Thornton”, schreef de methodistische predikant John Wesley spijtig, „de calvinisten doen hun uiterste best om hem voor zichzelf te houden.”
Preekplekken
Van groot belang was ook de ”Thornton Trust”: het geld dat John beschikbaar stelde om preekplekken te financieren voor predikanten van ”evangelical” gevoelen, of om hen anderszins te steunen. Onder hen de om zijn godsvrucht en rechtlijnigheid impopulaire Charles Simeon en de later eveneens zeer invloedrijke congregationalist William Jay. En, niet te vergeten, John Newton in Olney, nadat Thornton diens autobiografie gelezen had. Later probeerde Thornton met succes hem naar Londen te halen (naar wijkgemeente St. Mary Woolnoth), om in deze stad het voluit Bijbelse geluid te versterken. Newton noemde Thornton zijn beste vriend. „Ik werd al blij als ik hem voorbij zag lopen”, schreef Newton. Dankzij Thorntons royale giften werd de opkomende ”evangelical” beweging door haar eerste, moeilijke periode heen geholpen en werd de weg gebaand voor de tweede generatie.
Godvrezende vrouw
En dan te bedenken dat John Thornton van huis uit slechts nominaal anglicaans was. Totdat Lucy Watson op zijn pad kwam. Evenals hij was zij een telg uit een rijk koopmansgeslacht in Hull; de predikant en dichter Isaac Watts had een grote invloed op haar uitgeoefend. Toen John Thornton op zijn dertigste naar haar hand dong, sloeg zij hem aanvankelijk af omdat ze hem niet serieus genoeg vond. Bovendien was Thornton anglicaans en zij lid van een vrije kerk. In hun eerste huwelijksjaar kwam John tot persoonlijke bekering, mede onder invloed van predikanten als Henry Venn en Martin Madan, en niet in de laatste plaats door de godsvrucht van zijn vrouw.
De tweede generatie evangelicals zou, in de persoon van William Wilberforce (1759-1833) en anderen, voor baanbrekende en wereldschokkende veranderingen zorgen: allereerst de afschaffing van slaventransport en later slavernij.
Ook Wilberforce was altijd vol lof over John Thornton, die hij een gefundeerd en blijmoedig christen noemde. Kort na zijn bekering had Thornton de jonge Wilberforce geadviseerd een geregeld kerkelijk leven te leiden, en niet te veel verschillende kerken af te lopen.
Stevige kritiek
Zoon Henry, van de vier kinderen van John en Lucy veruit het bekendst geworden, is in zijn memoires kritisch over zijn vader. Die zou ruw en driftig geweest zijn; zich niet druk genoeg gemaakt hebben om de geestelijke opvoeding van zijn kinderen omdat God hen maar moest bekeren als dat Zijn wil was; vanwege zijn inzet voor goede doelen zich te weinig om zijn eigen gezin bekommerd hebben; niet in staat zijn om geestelijke vragen van Henry te beantwoorden; zakelijk te veel dingen tegelijk aangepakt hebben –met alle risico’s van dien– en te weinig tijd hebben vrijgemaakt voor persoonlijk gebed. Wel geeft hij toe dat vader zijn leven op bepaalde punten beterde, steeds meer streed tegen wat sommigen pekelzonden noemden, zichzelf niet bedoelde, en inderdaad enorme bedragen wegschonk.
Ook moeder Lucy krijgt veel kritiek in de memoires van Henry. Hoewel hij haar godsvrucht niet ontkent, had ze volgens hem een gevaarlijke hang naar het grootse en wereldse. Ze nam haar kinderen mee naar bals en naar de opera –„waarvan door hun leegheid en frivoliteit zo’n schadelijke en verleidelijke invloed uitging”– en ging volgens Henry veel te makkelijk om met mensen die er geen of weinig religie op na hielden. Maar het was ook Lucy aan wie de predikant John Newton enkele ontroerende brieven schreef over het verwerken van tegenslagen en over het medelijdende hart van de Zaligmaker.
Ingezonken leven
De kritiek blijft moeilijk te plaatsen. Jaloezie en rancune kunnen nauwelijks een rol gespeeld hebben. Henry was gezegend met een buitengewoon groot verstand en inzicht, waar anderen, vooral Wilberforce, dankbaar gebruik van maakten. En hij maakte niet minder fortuin dan zijn vader. Een verklaring zou kunnen zijn dat John en zijn vrouw Lucy af en toe zo sterk beïnvloed werden door hun vele en nauwe contacten met niet-christenen, dat hun geloofsleven tijdelijk kwijnde. Wat de kritiek op de praktische aspecten van John betreft, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat hij vooral wakker lag van grote en grootse projecten en daardoor soms te weinig oog had voor wat er in zijn directe nabijheid gebeurde.
Vol vertrouwen
John Thornton stierf in vol vertrouwen op zijn Zaligmaker en met een gebed voor zijn kinderen op de lippen. Predikant Henry Venn zei in de rouwdienst dat „weinig volgelingen van het Lam meer gedaan zullen hebben dan hij om de hongerigen te voeden, de naakten te kleden, mensen door hun tegenslagen heen te helpen, en de reuk der kennis van de gekruisigde Christus te verspreiden.”
Thornton als geestelijk vader van de ”Clapham Sect”
John Thornton wordt wel de geestelijke vader van de ”Clapham Sect” genoemd, omdat hij de toen nog ongehuwde parlementariër William Wilberforce een rustige, comfortabele woon- en werkaccommodatie aanbood in zijn grote huis in Clapham bij Londen. Hij was zo altijd dichtbij om de recent bekeerde Wilberforce met wijze raad terzijde te staan. Maar de om zijn godsvrucht bekendstaande zoon Henry Thornton, de man voor wie de dagelijkse huisgodsdienst „als de hemel op aarde” was, zou uiteindelijk de samenbindende kracht van de groep worden en ook haar belangrijkste adviseur. De bedachtzame Henry was de meest vertrouwde vriend van zijn impulsieve neef William. De twee gezinnen woonden later enige tijd samen in hetzelfde huis in Clapham: Battersea Rise, met zijn 34 slaapkamers.
De beroemd geworden ”Clapham Sect” (ook wel aangeduid als ”Clapham Circle”) was allesbehalve een sekte. Eigenlijk ontstond de benaming doordat iemand niet snel het juiste woord kon vinden voor de groep christenen die hij bedoelde. De term is ook vaak als schimpwoord gebruikt.
Het ging om de groep van zo’n vijftig invloedrijke christenen (m/v) rond William Wilberforce (1759-1833), de Engelse parlementariër die zich met al zijn krachten heeft ingezet voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Ongeveer de helft van de groep woonde dicht bij elkaar, rond de Clapham Common, tegenwoordig een deel van Zuid-Londen. Wat hen vooral samenbond was „het verlangen om de maatschappij en de wereld ten goede te veranderen.” Zij zetten zich allereerst in voor afschaffing van de slavernij, maar ook voor christelijk onderwijs, armenzorg, verspreiding van Bijbels en goede lectuur, in- en uitwendige zending, zondagsheiliging, maatschappelijke herintreding van ex-prostituees en verbetering van de toestand in gevangenissen. Dit alles uit volle overtuiging en met inzet van enorme bedragen uit hun privévermogen.
Er behoorden bankiers, parlementsleden (die op hun beurt wel werden aangeduid als ”the Saints”), predikanten, kooplieden, dichters en schrijvers, uitgevers en ook een brouwer toe. Het waren in overgrote meerderheid anglicanen, van de ”evangelical” richting, maar contacten met ”dissenters” werden niet geschuwd.
Wie er wel of niet bij Clapham hoorde, staat een beetje ter discussie, hoewel de hoofdlijnen duidelijk liggen. Een recente studie als ”The Clapham Sect” van Stephen Tomkins (uitg. Lion Books, Oxford) onderscheidt gemakshalve drie generaties in de Clapham Sect. De eerste generatie waren, om het zo te zeggen, de voorlopers. Met onder anderen John Thornton en Lady Huntingdon, die met haar inzet en grote vermogen een enorme steun betekende voor eerst John Wesley, maar later ook George Whitefield en zijn volgelingen. Verder vallen hieronder de predikanten John Newton en Thomas Scott, van wie dit jaar een Nederlandse vertaling van zijn Bijbelcommentaar is verschenen.
Dan was er de tweede generatie. Dit was Clapham in zijn bloeitijd, met mensen als William Wilberforce, schrijfster Hannah More, predikant John Venn –bij wie veel ”claphamites” kerkten in de Holy Trinity Church in Clapham– en parlementariër Henry Thornton. Maar ook met degenen die probeerden in Sierra Leone een modelsamenleving van voornamelijk Afrikanen te stichten, zoals onder meer Zachary Macauly.
De derde generatie bestond vrijwel uitsluitend uit kinderen en kleinkinderen van de mensen van de tweede generatie. Het blad Christian Observer was met 64 pagina’s per maand van 1802 tot 1877 de veelzijdige spreekbuis van de ”Clapham Sect”. Het probeerde, zonder kleurloos te worden, een middenweg tussen calvinisme en arminianisme te bewandelen.
De ”Clapham Sect” had een theologische evenknie in de ”Eclectic Society”, die in 1783 werd opgericht door John Newton en de zijnen. Deze groep predikanten bezon zich diepgaand op theologische en anglicaans-binnenkerkelijke kwesties, maar ook op het christelijk getuigenis in de samenleving, zoals zending, evangelisatie en ‘goede doelen’.
Er is best kritiek mogelijk op bepaalde standpunten onder de ”claphamites”. Terecht wordt echter vaak gezegd dat deze beweging met Gods hulp Engeland en de wereld veranderd en verbeterd heeft. Als tenminste niet vergeten wordt dat hun levenshouding voortvloeide uit de geestelijke opwekking waarmee Engeland vanaf circa 1740 gezegend werd, vooral door het optreden van de Wesleys, Whitefield en vele geestverwanten.