In weeshuis draait het lang niet altijd om de kinderen
In Uganda zitten tienduizenden kinderen in weeshuizen, terwijl ze nog verwanten hebben die voor hen kunnen zorgen. De kindertehuizen zijn financieel echter te lucratief om te sluiten.
De Ugandese autoriteiten publiceerden in juni 2018 een lijst met 569 illegale kindertehuizen. De boodschap: die moeten allemaal dicht. De minister voor Jeugd en Gezin waarschuwde de organisaties dat ze tot 30 juni de tijd hadden om hun activiteiten te staken, anders zouden er strenge maatregelen volgen.
Wie twee jaar later op Google zoekt naar een willekeurig aantal van de weeshuizen op de lijst, krijgt niet de indruk dat er sindsdien veel is gebeurd. Village of Hope in Gulu? Nog gewoon open. „Vandaag vinden meer dan 850 kinderen (!) een veilig heenkomen in de armen van de stafleden van Village of Hope”, meldt de website.
Jesus Cares Orphanage in Ntungamo? Ook nog open. Agape House Children’s Ministries in Kampala? Eveneens.
Zouden de instellingen inmiddels hun registratie op orde hebben gekregen? Andere verklaringen liggen meer voor de hand, zoals het feit dat het in de praktijk nog niet meevalt om een tehuis op korte termijn te sluiten. De kinderen kunnen uiteraard niet zomaar op straat worden gezet. Daarnaast speelt corruptie onmiskenbaar een rol: een controleur is in Uganda gemakkelijk omgekocht.
Het voornemen van de Ugandese regering om honderden illegale kindertehuizen –er mochten er 70 openblijven– te sluiten, is intussen prijzenswaardig. De harde werkelijkheid is dat kinderen lang niet altijd centraal staan in de tehuizen, maar het geld. De weeshuisindustrie is in Uganda een lucratief businessmodel geworden. Met name jonge kinderen kunnen via sponsoring van meerdere kanten veel geld binnenbrengen.
En als het tehuis eenmaal loopt, kan het zogenaamde weeshuistoeristen ontvangen: buitenlandse vrijwilligers die een paar weken of maanden komen helpen. Ook dat brengt weer geld in het laatje, al was het maar omdat zij bij het thuisfront actie voeren. En nee, lang niet altijd komt al dit geld ten goede aan de kinderen.
Dat is een cynisch beeld, maar al te vaak realiteit. Simpele cijfers kunnen het achterliggende probleem duidelijk maken. Terwijl er in Uganda in 1992 nog maar 3000 kinderen in weeshuizen leefden, zijn dat er nu 50.000. Zijn er ineens veel meer wezen? Integendeel, er zijn er minder. De toeloop in de tehuizen wordt echter gevoed door westers geld en vrijwilligers. Van de kinderen in weeshuizen heeft volgens onderzoekers tenminste 80 procent nog verwanten. Vanouds vangen zij de kinderen op en in een groot aantal gevallen nog steeds: Uganda telt 2 miljoen wezen.
Dit beproefde model heeft veel voordelen boven het concept van kindertehuizen. De verhalen over misbruik, financiële malversaties, verwaarlozing en mishandeling in weeshuizen zijn legio. Eigenaars hebben geld en daardoor macht en wanen zich gemakkelijk onaantastbaar. Een christelijke vlag dekt daarbij helaas niet altijd de lading.
Natuurlijk is er ook sprake van oprechte zorg en inzet, maar weeshuizen zijn hooguit een noodoplossing. Niet voor niets bestaat het fenomeen in het Westen nauwelijks meer. Te hopen is daarom dat de Ugandese regering door weet te pakken in haar officiële weeshuisbeleid, zoals bijvoorbeeld buurland Rwanda heeft gedaan.