Theologie staat in dienst van lofprijzing gemeente
De doxologie (lofprijzing) is het diepste doel van de kerk. Zij is er tot meerdere glorie van God. De theologie heeft als doel de lofprijzing (”God is goed!”) van de gemeente te dienen door haar te helpen om hart en hoofd met elkaar te verbinden.
Eduard Douwes Dekker (1820-1887), alias Multatuli, schrijft: „Daar mijn ouwelui van voornemen waren een predikant van mij te maken, leerde ik Latijn. Later heb ik mij dikwijls afgevraagd, waarom men Latijn moet verstaan, om in ’t Hollands te zeggen: God is goed.”
Je hoeft inderdaad geen theologie te studeren om God te belijden en te dienen. Toch is het van belang dat er op theologisch niveau wordt gedacht en gesproken tot Gods eer. Daar hoort ‘Latijn’ bij. Ik doel op weten-scháppelijke beoefening van de theologie. Maar dan wel theologie als ”doxologie”, als lofprijzing.
Theologie betekent letterlijk ”spreken over God”. Dit bewuste spreken óver God kan nooit buiten het spreken mét God, het gebed. Het hart van de theologie klopt in het gebed. Het gaat om theologiseren voor het aangezicht van God. Dat brengt blijvende ootmoed met zich mee. De zogenoemde katafatische theologie, die stellige uitspraken doet over God, heeft haar recht van bestaan op grond van de ”openbaring” van Gods ”verborgenheid”. Maar zij kan nooit gedijen zonder het waarheidselement van de apofatische theologie (”negatieve theologie”), die aangeeft dat God ons kennen oneindig te boven gaat en dat ons spreken over Hem op beslissende momenten verstomt vanwege de verbórgenheid van Gods openbáring.
De doxologie is het diepste doel van de kerk, zij is er tot meerdere glorie van God. Het is vervolgens het doel van de theologie om de lofprijzing van de gemeente te dienen door haar te helpen om hart en hoofd met elkaar te verbinden. Theologie en spiritualiteit moeten elkaar doordringen. Een ware theoloog is iemand die van God houdt, een theofiel.
God redt en toornt
Wat bedoelen we wanneer we zeggen en zingen: „God is goed”? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dienen we allereerst te luisteren naar de Schriften als unieke en gezaghebbende openbaring van God. Kernwoorden moeten vanuit de tekstverbanden worden uitgediept. Een volgende stap is het onderzoek naar de spanning en samenhang tussen Gods goedheid en Zijn andere volkomenheden, zoals heiligheid, almacht, enzovoorts. Ik concentreer mij nu op de doxologische Psalm 92. De Naam Heere wordt er zeven keer in genoemd. De structuur van de psalm is door de Naam bepaald. De psalmist bejubelt Gods daden van liefde en trouw en de diepte van Zijn gedachten. Hij zegt dat het gepast is om daarbij vocaal en muzikaal alles uit de kast te halen.
Tegenover de zevenvoudige vermelding van Gods Naam staan echter zeven verschillende woorden waarmee kwade mensen en machten worden aangeduid. Het leven met de goede God is een aangevochten leven. De Bijbel kent een meerdimensionaal, spanningsvol Godsbeeld: God redt en toornt. God heeft geen twee gezichten, maar Zijn openbaring heeft wel twee zijden, die als paradoxaal kunnen worden ervaren. De goede God is geen goeiige God die over zich laat lopen. Hij is, zegt vers 9 als kern van de psalm, „de Allerhoogste, voor eeuwig de Heere.” Of wellicht beter vertaald: Hij is de „hoge plaats” (waar de mens in nood ruimte vindt). Pas vanuit het zicht op deze God gaat de toekomst open.
Ketterij van Marcion
In elke tijd en context behoort theologie relevant te zijn. In onze tijd is bijvoorbeeld de bestrijding van neomarcionitische tendensen urgent. De oude ketterij van Marcion (rond 140) is springlevend. Hij zwoer het Oude Testament af en plaatste de liefdevolle Jezus in contrast met de grimmige God van het oude Israël. Dit marcionitische zuurdesem zien we volop terug in hedendaagse theologische beschouwingen. Het is van belang de belijdenis van de goedheid van God tegenover dit front scherp af te bakenen en anderzijds weg te blijven van een afstandelijk spreken over God als het ”Opperwezen”, een ongekwalificeerde ”Almacht” zonder gezicht en zonder hart. Binnen dit spanningsveld trek ik vijf lijnen.
Verlosser
Gelovig spreken over God dient in te zetten bij Christus, de Zoon van God, in Wie God letterlijk en figuurlijk in onze huid gekropen is. Dit wonder van de incarnatie toont Gods menslievendheid, in lijn met Zijn openbaring aan Adam en Eva in het paradijs en Zijn ontferming over Israël. Bij het kruis van Golgotha schittert de goedheid van God het sterkst. God is juist goed omdát Hij heilig en rechtvaardig is, omdát Hij Wreker en Rechter is. De goede God is geen therapeut die onze voorspoed moet garanderen, maar de Verlosser die in Zijn wonderbare genade ons leven redt van een welverdiend eeuwig oordeel. De belijdenis van de verzoening met God door voldoening aan Zijn heilig recht geeft eeuwig reden tot aanbidding en lofprijzing.
In Christus kent het geloof de nabijheid van de hemelse Vader. Deze God is de Schepper van alle dingen. Schepping is dan ook liefdewerk, Vader-werk. De geschapen werkelijkheid is ons als kostbaar geschenk toevertrouwd en vraagt om zorgvuldig beheer en toegewijd rentmeesterschap. Gods heil is geen escape uit de materiële werkelijkheid naar een louter geestelijk bestaan. De materie is fundamenteel goed, want door de goede God gewild. Het goede is oorspronkelijk en permanent, het kwade is accidenteel en voorbijgaand.
Voor het zicht op de goede schepping is de leer van de zondeval met kosmische implicaties onontbeerlijk. De oorspronkelijke schepping voor de zondeval is aan onze kennis onttrokken. De ”historische” zondeval onderstreept de menselijke verantwoordelijkheid voor de zonde. Wie van een zondeval niet wil weten, vervalt ofwel in ”monisme”, waarbij God de bron van zowel het goede als het kwade is, ofwel tot ”dualisme”, waarbij het kwaad een tweede oerprincipe is naast de goede God. De zonde is volstrekt absurd, ook al gaat zij niet buiten Gods raad om.
Nieuwe toekomst
De goedheid van de Schepper herkent het geloof in de wijze waarop Hij Zijn schepping regeert en onderhoudt. Wanneer ons leed overkomt, is onze troost niet dat God in de hemel er niets aan kan doen, maar dat mijn almachtige en barmhartige Vader over álles regeert en dat het leed dat mij overkomt niet buiten Hem omgaat. Gods goedheid wordt geproefd aan de voet van het kruis van Golgotha en waar ik leer kruisdragen in Jezus’ voetspoor.
De goedheid van God ervaren de gelovigen in het wonder van de wedergeboorte, de vernieuwing van hun hart en de inwoning van de Heilige Geest. De Geest legt de innige verbinding tussen Christus en de gelovigen, omdat Hij zowel in Christus als in ons woont. God is zo goed dat Hij ons niet alleen redt van het verderf, maar ons ook eeuwig leven en heerlijkheid schenkt in Zijn gemeenschap. Hij eigent ons het heil metterdaad toe door het in-werk van de Geest in onze harten.
Gods goedheid strekt zich uit van de eeuwige verkiezing tot de eeuwige voleinding. God maakt niet allemaal nieuwe dingen, maar maakt alle dingen nieuw (Openbaring 21:4). In Zijn grote goedheid schept Hij voor de oude aarde een nieuwe toekomst. Deze Toekomst is totaal afhankelijk van een definitief ingrijpen van God als voltooiing en onthulling van wat Hij op Goede Vrijdag en Pasen in Christus heeft gedaan. Het is zeker niet de uitkomst van een samenwerkingsproject van God en mensen van goede wil. De Bijbelse notie van het verterend en louterend vuur van het gericht sluit een dergelijke coöperatie volstrekt uit. De grote Toekomst hangt op geen enkele manier van ons af, maar God is wel zo goed om ons er op allerlei manieren bij in te schakelen.
Dit artikel is een samenvatting van de afscheidslezing over het thema ”God is goed. Theologie als doxologie”, die de auteur maandag hield als hoogleraar Systematische Theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven.