Theologenblog: Nieuwe belijdenis
Moed kan de regiegroep die de eenwording van Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken voorbereidt, niet worden ontzegd. Deze groep stelt niet alleen een vergaande vereenvoudiging van de kerkorde voor, maar wil ook een nieuw, up-to-date belijdenisgeschrift.
Dat getuigt van durf. Het is ook kwetsbaar eerlijk. De schrijvers geven toe dat niet alleen het taalkleed van de eeuwenoude belijdenisgeschriften moeite geeft, maar ook onderdelen van de inhoud. Het is wel zo eerlijk dat dit open op tafel komt. Om te voorkomen dat de kerken losraken van de waarheid en gaan dobberen op de postmoderne golven, voert de groep een pleidooi voor stevige „verankering aan de leer van de Bijbel.” Ik proef de intentie om de gereformeerde leer vast te houden; de vraag is hoe.
Voor mij is de gereformeerde confessie de ruimte waarin ik adem en zeker geen knellende band. Ik vind het dan ook verdrietig dat het klassieke gereformeerd belijden kennelijk weerstand oproept. Inhoudelijk lijkt me dat niet nodig. Er is dus reden om het over het gereformeerd belijden te hebben en over de manier waarop gereformeerden aan de belijdenis gebonden zijn.
Van het initiatief van de regiegroep om een nieuwe belijdenis te maken, word ik vooralsnog niet enthousiast. Het roept vooral vragen bij mij op.
Allereerst de motivatie voor een nieuwe belijdenis. Eerdere belijdenisgeschriften werden uit de nood geboren. Er was een conflict waarin stelling genomen moest worden. De Dordtse Leerregels, maar ook de Barmer Thesen zijn bekende voorbeelden. Is dat nu ook aan de orde? De regiegroep spreekt vooral over ervaren afstand tot eerdere belijdenissen. Als belangrijkste motivatie is dat mager. Je zou dan ook (en wat mij betreft: beter) kunnen investeren in herbronning. Als de motivatie ligt in inhoudelijke moeite met het gereformeerde belijden, is de situatie ernstiger. Dan lijkt een inhoudelijk geestelijk gesprek me eerder nodig dan een nieuw document.
Dan de functie van de gereformeerde belijdenis. Is die, zoals de regiegroep zegt, ”verankering van de Bijbelse leer”? Dat veronderstelt een statisch beeld: geen schip dat op de golven vaart, maar dat vastgeklonken blijft, onwankelbaar op dezelfde plek. Dat staat echter op gespannen voet met levend geloof, dat per definitie dynamisch is. Een nieuwe belijdenis zou een ‘vertaalslag’ moeten maken. Daarmee laad je wel een grote verantwoordelijkheid op de schouders van degene die deze slag moeten maken. Impliciet wordt er verondersteld dat de belijdenis een andere, statische taal spreekt. Terwijl het er juist om gaat het hart van de belijdenis te verstaan als een geloofslied dat door voorgaande generaties werd gezongen en door ons wordt overgenomen en doorgegeven. Natuurlijk is de taal is gedateerd, maar het lied zelf niet verouderd. Het gaat om de religie van de belijdenis, om de binnenkant ervan, om het hart. Dát bindt samen, en naar mijn overtuiging en ervaring kan de gereformeerde belijdenis dat nog steeds.
Bovendien fungeert die belijdenis als basis van kerkelijk samenleven, verbindend in eenheid. Dan kan één protestantse denominatie toch niet alleen een nieuwe belijdenis gaan maken? In het slechtste geval verwoordt die ‘nieuwe’ belijdenis – bewust of onbewust – zomaar allerlei ”identity markers” van de verenigde vrijgemaakte kerken. Hopelijk is er ruimte voor katholieker denken.
- De sleutel lijkt mij, ten derde, te liggen bij de inhoud van de gereformeerde belijdenis. Die draait om Christus. Dit is eigenlijk mijn grootste zorg bij het initiatief van de regiegroep: hebben we wel door hoe het bij de belijdenis om het hart gaat, om Christus, en niet om de statuten van de vereniging? Mijn enige houvast en troost in leven en sterven is dat ik Hem toebehoor, zegt de Heidelbergse Catechismus. Die bloedwarme taal blijft het hart van de gelovigen raken.
Nu is het makkelijk om initiatieven af te wijzen, maar hoe moet het dan? Wat mij betreft zetten we in op stevige leerdiensten en goede catechese, gericht op het hart. Het is toch vreemd dat het gemiddelde opleidingsniveau stijgt, maar het geestelijk analfabetisme in de kerk toeneemt? Initiatieven om de waarheid van het evangelie fris en hedendaags te verwoorden, zijn dus meer dan welkom. In de ”Gewone Catechismus” hebben Theo Pleizier, Dolf te Velde en ik recent een poging gewaagd en de regiegroep waardeert dat. Toch zou het jammer zijn als daardoor de Heidelbergse Catechismus uit beeld zou raken. En natuurlijk kost het moeite om te vatten waar het de Dordtse Leerregels om gaat, maar het is de moeite meer dan waard.
Eigenlijk bedoel ik wat ”Gewone Catechismus” 81 zegt: „Als we oude tradities of nieuwe menselijke ideeën op een voetstuk zetten, wordt de kerk doods, stilstaand water. Zolang we dicht bij de levende Christus blijven, worden tradities en culturen creatief, levend en fris.”
Arnold Huijgen is hoogleraar systematische theologie. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.