Column: Nadenken over vorm klassieke eredienst
Noodgedwongen schakelden we afgelopen maanden voor heel wat activiteiten over op de onlineomgeving. Vergaderingen gaan via Webex, schoollessen via Zoom en kerkdiensten via YouTube. Nederland bleek de overgang gemakkelijk te kunnen maken en het is toch ook wel verbazend hoe snel veel kerken de livestream hebben omarmd. Onderzoek van het RD liet zien dat van vrijwel alle kerken momenteel de kerkdienst thuis te volgen is. Soms alleen met geluid, maar in zeer veel gevallen ook met beeld.
Ook nu we weer mondjesmaat de kerkdienst kunnen bezoeken, hoor je links en rechts heel wat voordelen van onlinekerkdiensten: Je houdt goed contact met de kerk en de predikant. Je kunt je in een rustige omgeving beter op de boodschap concentreren. Wanneer je gemeente vacant is, kun je nog eens elders meeluisteren. Sommigen geven aan dat ze het fijn vinden thuis uit volle borst mee te kunnen zingen terwijl dat in de kerk nu niet kan. Anderen noemen de massale aanwezigheid van de evangelieboodschap te midden van de vuile onlinewereld als een voordeel.
Deze ogenschijnlijke voordelen verdringen kennelijk snel de steeds genoemde reserves tegen de onlinekerkdiensten. Natuurlijk gebeurt er tijdens de diensten –als het goed is– niets illegaals en staat de kerkdienst open voor iedereen. Toch gaan er met onlinekerkdiensten belangrijke elementen van ontmoeting en het intieme gemeente-zijn verloren. Sommige zaken die gemeenteleden aangaan zijn echt niet voor de buitenwacht bedoeld en mededelingen en gebedszaken kunnen in deze tijd echt privacygevoelig zijn. Wat eenmaal op internet staat, is er vaak maar moeilijk weer af te krijgen en kan –soms jaren later– tot onbedachte problemen leiden.
Misschien kunnen we ook iets leren van onderzoek naar het succes van onlinecursussen en onderwijs buiten de kerk. Kennis die we tot ons nemen van papier blijft beter en langer hangen dan wat we van het beeldscherm oppikken. In verschillende studies bij tienduizenden studenten zijn klassikale colleges vergeleken met opgenomen en online gedeelde colleges. Bij de onlinecolleges haalden studenten lagere cijfers en na twee of drie onlinecolleges beginnen steeds meer studenten af te haken. De belangrijkste les uit dit soort studies is dat de interactie tussen de docent en de studenten de grootste succesfactor is.
Onlinelessen zijn veel effectiever met gebruik van ”learning analytics”. Wanneer je bijvoorbeeld tijdens de les controleert of de student nog aanwezig is, neemt de oplettendheid al flink toe. Maar nog beter gaat het wanneer ook tijdens de les gemeten wordt of de student de stof begrijpt, bijvoorbeeld door vragen te stellen. De les gaat alleen verder wanneer de student de vraag goed heeft beantwoord. Hierdoor kan onderwijs ook op maat worden gemaakt, want niet iedere student is even snel. Sommigen hebben kleinere blokken kennis nodig en meer herhaling, terwijl anderen langer geconcentreerd kunnen blijven.
Een monotone les van een uur houdt echt niemand vol. Sprekers die een voordracht van vijftien minuten voorbereidden, zijn vaak zomaar dertig of veertig minuten aan het woord, zeker wanneer er geen reactie is uit de zaal. Duidelijk is dat afwisseling van luisteren, lezen, vragen stellen, beelden bekijken, schrijven, vragen beantwoorden en onderlinge interactie het leereffect enorm versterkt.
De klassieke klassikale les en onlinelessen hebben dus allebei hun voor- en nadelen. Maar duidelijk is wel dat ”blended learning”-methodes het beste werken. Hierbij worden onlineelementen en interacties gemengd met traditionele klassieke vormen. Het heeft het grootste effect op de hoorders en blijft het langst hangen.
Het is te hopen dat we snel van de onlinekerkdiensten af zijn en weer ongehinderd met elkaar naar de kerk kunnen. Maar tegelijkertijd zou het goed zijn wanneer we af en toe ook eens zouden nadenken over de vorm van onze klassieke kerkdienst. Want ook daar dommelen gemeenteleden soms zomaar weg tijdens de preek van bijna een uur en raken zeker sommige jongeren helemaal offline. Alle goede bedoelingen ten spijt.
De auteur is hoogleraar kinderlongziekten.