D66 is net zo populistisch over het kiesstelsel als de PVV
Het gesprek over regionale kloven in Nederland is weer helemaal terug. Dat is mede de verdienste van geograaf en journaliste Floor Milikowski die daarover recent een onderhoudend boek schreef: ”Een klein land met verre uithoeken.”
Nederland, schetst de auteur, bestaat behalve uit florerende stedelijke agglomeraties uit krimpgebieden die in een neerwaartse spiraal zijn beland. Die neergang is hen niet alleen maar overkomen, maar deels ook aangedaan. Bijvoorbeeld door het rijksbeleid.
Dat sluit aan bij de in 2018 uitgesproken oratie van de Groningse hoogleraar Caspar van den Berg. Daarin zet hij uiteen dat waar de economische ongelijkheid tussen EU-lidstaten onderling sinds 1995 kleiner is geworden, de regionale economische verschillen er binnen juist zijn gegroeid. Ook in Nederland.
In bruisregio’s, zoals de Randstad, gaat het over woningtekorten, files, vervuilde lucht, hoge huren en huizenprijzen. De oplossing wordt van groene, kosmopolitische partijen verwacht. In de krimpregio’s overheersen de zorgen over leegloop, leegstand en het behoud van voorzieningen. En zijn partijen die hechten aan het behoud van identiteit en traditie favoriet.
Om te voorkomen dat de regionale ongelijkheid behalve sociaal-economische en culturele ook al te forse politieke scheidslijnen zou trekken, zette het vorige kabinet de Staatscommissie Parlementair Stelsel aan het werk. Die deed een duidelijke aanbeveling. Kandidaat-Kamerleden die zeggen op te willen komen voor hun regio moeten voortaan makkelijker verkozen kunnen worden als parlementariër door middel van voorkeurstemmen, ook al staan ze laag op de lijst.
In de persoon van D66-minister Ollongren heeft dit kabinet het voorstel inmiddels omarmd. Verbazingwekkend is dat niet. Op initiatief van D66 sleutelden ook de kabinetten-Kok I en –II, net als Balkenende II, al aan het kiesstelsel. Ingewikkelde modellen over gemengde stelsels –waarbij het ene deel van Nederland de Kamer zou kiezen via een centrale lijst en het andere in kiesdistricten zou worden opgesplitst– passeerden de revue. Keer op keer werden ze afgevoerd.
In zijn nadagen bij de VVD stelde Geert Wilders ooit een Tien Puntenplan op, waarmee hij de partij weer wilde profileren als degelijk rechts. Over veranderingen in het kiesstelsel was hij duidelijk: die waren onzinnig. Het ging om politici met daadkracht en lef. Heel anders luidde de Onafhankelijkheidsverklaring die hij kort daarop het licht liet zien als kersverse Groep Wilders. Daarin had een nieuw stelsel hoge prioriteit.
Nu ook dit kabinet om is, rijst dus de vraag: Was het dan toch een gemiste kans dat de eerdere voornemens uit de tijd van Kok en Balkenende sneuvelden? Of bewijst de jongste wending vooral dat ten aanzien van vernieuwingen in het kiesstelsel behalve de PVV ook D66 met een populistisch sop overgoten is?