Tentoonstelling Luther Museum: Luther werd in Amsterdam geduld
Een nieuwe tentoonstelling in het Luther Museum in Amsterdam maakt duidelijk dat de volgelingen van Luther jarenlang slechts getolereerd werden. „Lutheranen mochten wel een kerk bouwen, als die er maar als een pakhuis uitzag.”
”Wittenberg”, staat er met grote letters op het gebouw aan de Nieuwe Keizersgracht. Een toepasselijke naam voor het pand waarin het Luther Museum is gehuisvest. Een deel van het gebouw is ingericht als hotel. De opbrengst hiervan wordt gebruikt ten behoeve van het diaconale werk van de gemeente in de stad en wereldwijd. De voormalige kerkzaal en bestuurskamers zijn ingericht als museum. De restauratie van de herenregentenkamer –met schilderijen en voorwerpen die verwijzen naar de lutherse traditie– is net afgerond. „De klok hangt nog aan dezelfde haak als in de 18e eeuw”, lacht Tonko Grever, die ook verantwoordelijk is voor de nieuwe expositie.
Ontwikkeling
Het museumgebouw is van oorsprong het Evangelisch-Luthers Diaconie Oude Mannen- en Vrouwenhuis. „In de lutherse traditie is veel aandacht voor armen, ouderen en wezen”, vertelt Grever.
De nieuwe tentoonstelling ”Luthers bouwen”, in de voormalige kerkzaal, steekt in op de kerken en gebouwen die de lutheranen in de loop van de eeuwen in Amsterdam hebben gebouwd en de rol die ze speelden in het diaconaat. In de eerste weken van april zijn foto’s gemaakt van de beeldbepalende gebouwen, die op groot formaat zijn afgedrukt. „Onbewust hebben we zo ook een tijdsbeeld van de coronacrisis vastgelegd”, stelt Grever. Schilderijen met Bijbelse voorstellingen, geldkisten en het weekmenu van het oude mannen- en vrouwenhuis completeren de expositie. Duidelijk blijkt dat de inrichting van de kerken met de tijd meeging. Maar Woord en sacrament bleven centraal staan. Grever: „Lutheranen zijn zowel traditioneel als vooruitstrevend.”
Pakhuizen
Fietsend door Amsterdam laat ds. André van der Stoel, predikant van de lutherse gemeente in Amsterdam, bekende lutherse gebouwen zien. De Oude Lutherse Kerk aan het Spui is niet zo herkenbaar als bedehuis. Ds. Van der Stoel: „De lutherse gemeenschap werd begin 17e eeuw getolereerd in Amsterdam, maar meer ook niet. Het was dan ook niet de bedoeling dat het gebouw als kerk te herkennen was. Daarom werd het in de stijl van pakhuizen gebouwd.”
Het bedehuis, met een opvallend blauw plafond, is nog steeds in gebruik bij de luthersen in de hoofdstad. „Zondag zijn er zo’n zeventig mensen in de dienst, op hoogtijdagen het dubbele.”
De Nieuwe Lutherse Kerk, ook wel de Ronde Lutherse Kerk genoemd, is niet meer in gebruik voor erediensten. Het gebouw, met een forse koepel en daarop de lantaarn, een klein torentje, is beeldbepalend op veel schilderijen van Amsterdam. „In Wenen zag ik een schilderij met boten op het IJ en de ”Ronde Lutherse” pontificaal op het doek.”
Omdat de Oude Lutherse Kerk te klein was, werd het nieuwe kerkgebouw gebouwd. „Hier pasten zomaar 5000 mensen in”, vertelt ds. Van der Stoel. „Wel is het zo dat niet iedereen een zitplaats had.” Eenmaal binnen in het gebouw blijkt pas goed hoe enorm de afmetingen van de kerk en de koepel zijn. In de koepel prijkt de tekst: ”Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus”.
Blikvanger is het grote Bätzorgel, dat de brand van 1993 overleefde. De Nieuwe Lutherse Kerk wordt nu gebruikt door het tegenover gelegen hotel. Hotelgasten kunnen nu zomaar worden verwelkomd met de klanken uit het drieklaviersinstrument.
Studenten
De tocht wordt afgesloten bij het Van Brants Rus Hofje aan de Nieuwe Keizersgracht. Christoffel van Brants, een rijke lutherse koopman die zijn fortuin vergaarde met onder meer wapenhandel met Rusland, liet het tehuis in de 18e eeuw bouwen. Het hofje verleende plaats aan „vrouwen die onderdak en verzorging behoefden.” Het hofje wordt nu gebruikt om christelijke studenten te huisvesten. „Het gebouw is nog steeds eigendom van de lutherse gemeente. We verhuren de kamers met name aan studenten die van ver komen. We willen, net als vroeger, iets betekenen voor mensen.”