Prof. Van de Beek: Kerk overstijgt persoonlijk geloof
Christus spreekt Zijn overweldigend Woord over de gedoopte als lid van het lichaam van Christus, aldus prof. dr. A. van de Beek. „Het woord toe-eigening door het geloof is on-Bijbels, alsof ons geloof van ons afhangt. Dan maak je van geloof een werk.”
Dat stelt prof. Van de Beek naar aanleiding van zijn boek ”Spreken over God. Hoofdlijnen van de theologie” (uitg. KokBoekencentrum). Hij geeft daarin een samenvatting van de grondlijnen van de thema’s waar hij zich mee bezighield, sinds het eerste deel van de serie ”Spreken over God” in 1996 verscheen. Thema’s zijn God (met veel aandacht voor de Vroege Kerk), Israël, eschatologie, de Geest, kerk, schepping en het kruis.
Het boek is bedoeld als inleiding in de theologie voor studenten. Opnieuw ligt het front van prof. Van de Beek tegen de evangelischen, met „hun lieve God, waar je jezelf mag zijn”, zo licht hij desgevraagd toe. „Je mag helemaal niet jezelf zijn, maar je gaat als verloren mens met Christus in de dood en zo sta je op en leef je uit Zijn rijke genade.”
Prof. Van de Beek laat een sterk objectieve visie op de kerk zien. Zover zelfs dat hij zich distantieert van het onderscheiden tussen koren en kaf, zoals dat uiteengezet werd door Augustinus. Maar wat als mensen niet in Jezus geloven? Prof. Van de Beek: „Dan gaat het niet meer om Jezus maar om de status van mensen. Daartoe is de kerk niet geroepen. De kerk heeft zich aan de opdracht van Jezus te houden om mensen tot Zijn leerlingen te maken en hen te dopen in de Naam van de Drie-enige.”
In de opstanding van de Gekruisigde is het definitieve oordeel over de wereldgeschiedenis geveld. De Heilige Geest brengt mensen in gemeenschap met Christus. „Daar horen geloofservaring en een nieuwe levensstijl bij. Maar dat is geen voorwaarde waarop je jezelf en anderen kunt beoordelen. Of we christen zijn hangt niet af van onze beleving of daden, maar is objectief gegeven met ons behoren bij de kerk, bevestigd in de doop. Bij dat leven horen ervaring en vernieuwing. Die komen echter uit het christen-zijn voort.”
Kinderavondmaal
De kerk is altijd een gemeenschap geweest die kinderen insloot. Vandaar dat zij altijd gedoopt zijn, de normale praxis van de Vroege Kerk. Maar kinderen worden ook gevoed door de eucharistie (avondmaal). „Kinderdoop en kinderavondmaal horen onlosmakelijk bijeen”, klinkt het stellig. Hoe zit het dan met de gave van de onderscheiding?
Van de Beek: „De lijn van de Vroege Kerk was dat ook de kinderen mee-eten aan tafel. Je hoort erbij. In de middeleeuwen deed je communie toen je zes jaar werd, in de Reformatie werd dat later en dat is steeds verder opgerekt. Kinderen voed je op niet tót maar ín het geloof. Als kinderen wel worden gedoopt, maar voortdurend de vraag gesteld wordt of zij wel ware kinderen van God zijn, soms zelfs nog na openbare belijdenis, is dat hetzelfde als in een gezin steeds weer tegen de kinderen gezegd wordt: „Weet je wel zeker dat je vader je vader is?” Er zijn kerken waar deze vraag elke week weer aan de mensen in de kerk wordt gesteld.”
Is het niet Bijbels-gereformeerd om te zeggen dat het persoonlijk geloof het instrument is om het heil in Christus deelachtig te worden?
„Geloof is niet cruciaal, maar het kruis van Christus. Als God met ons begonnen is in de kerk als het lichaam van Christus, dan is het veel groter om daaruit te leven dan om voortdurend te zien of het heil wel voor jou persoonlijk is. Geloven is je passief toevertrouwen aan de vrijspraak die in de doop over ons is uitgesproken in de kerk als onze moeder. Dan zeg ik: Aanvaard dat nu toch eens een keer. Als het heil afhangt van de beleving, dan ben ik verloren.”
Prof. Van de Beek benadrukt sterk dat de kerk één is, omdat er één God, één Heere, één Geest en dus ook één gemeenschap is waar Hij woont. Alle grote theologen hebben de eenheid van de kerk betrokken op haar zichtbare, institutionele gestalte, ook de reformatoren. „Een breuk mag hooguit tijdelijk zijn, een bypass om gruwelijke misstanden in de kerk even te ontwijken totdat de kerk terug is op het rechte pad.”
Er zijn echter ook gemeenschappen die trouw zijn aan het orthodoxe geloof en toch niet één zijn. Ze zijn afgesplitst over allerlei accenten in de verkondiging of om verschillende ethische oordelen, aldus prof. Van de Beek. „In wezen zijn deze scheuringen veel erger dan de ketterse groepen. Ketters horen niet bij de kerk en het is goed dat ze er dus buiten zijn, maar scheuringen binnen het orthodoxe geloof zijn breuken in het ene lichaam van Christus. Die zijn onverdraaglijk. Je gaat toch niet je eigen lichaam verminken?”