Wall Street met kleine plussen lang weekend in
De aandelenbeurzen in New York zijn met bescheiden plusjes een extra lang weekend ingegaan. De belangrijkste graadmeters speelden veel van hun eerdere winsten kwijt. Nieuws over de tweede besmettingsgolf met het coronavirus in de Verenigde Staten leidde de aandacht steeds meer af van een goed ontvangen banenrapport. Vrijdag zijn de beurzen gesloten in de aanloop naar Onafhankelijkheidsdag op zaterdag.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,4 procent hoger op 25.827,36 punten. De brede S&P 500 steeg 0,5 procent tot 3130,01 punten en techbeurs Nasdaq won 0,5 procent tot 10.207,63 punten.
Records van dagelijkse nieuwe besmettingen met het longvirus in de Verenigde Staten zijn de afgelopen dagen herhaaldelijk gebroken. In Florida steeg het aantal ziekenhuisopnamen door de longaandoening naar het hoogste aantal ooit op één dag. In de Texaanse stad Houston dreigen ic-afdelingen overbelast te raken.
Eerder op de dag was er veel aandacht voor het banenrapport van de Amerikaanse overheid. In de Verenigde Staten kwamen er vorige maand 4,8 miljoen banen bij, exclusief de landbouw. Dat was meer dan economen in doorsnee hadden verwacht, wat tot optimisme stemde over het economisch herstel van de klap die de coronapandemie heeft uitgedeeld.
Bij de bedrijven won Tesla 8 procent na een kwartaalupdate over het aantal afgeleverde elektrische auto’s. Die cijfers waren verrassend goed, mede gelet op fabriekssluitingen als gevolg van lockdownmaatregelen. Woensdag onttroonde Tesla al het Japanse Toyota als het autobedrijf met de hoogste beurswaarde.
American Airlines stond ook in de schijnwerpers, omdat het Amerikaanse ministerie van Financiën akkoord is over de voorwaarden voor noodleningen voor het bedrijf. Het aandeel verloor 2,4 procent. Biofarmaceut Moderna verloor bijna 5 procent na berichten dat het onderzoek naar zijn mogelijke coronavaccin vertraging had opgelopen, iets dat het bedrijf zelf tegenspreekt.
Een vat Amerikaanse olie steeg 1,3 procent in waarde tot 40,32 dollar. Brentolie werd 1,8 procent duurder op 42,79 dollar. De euro was 1,1238 dollar waard, tegenover 1,1241 dollar bij het slot van de Europese beurzen.