Frontale aanval
„De onverschilligheid is weg. Burgers zetten zich frontaal in tegen het kabinet.” Zo typeerde CNV-voorzitter Terpstra maandag de stemming onder de bevolking van ons land. Met de bezuinigingsvoornemens en de plannen voor het afschaffen van VUT en prepensioen hebben Balkenende en zijn ministers het bij de meeste Nederlanders verbruid.
Voor het eerst sinds jaren loopt de massa te hoop tegen kabinetsplannen. De demonstratie vorige week in Rotterdam, de staking maandag in Amsterdam en de protestbijeenkomst die voor komende zaterdag gepland staat, tonen aan dat er van het poldermodel weinig is overgebleven. Het goede overleg op basis van redelijke argumenten heeft plaatsgemaakt voor het stemmen met de voeten en het gebruik van spierballentaal.
Niemand ontkent dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn, ook de oppositie niet. De discussie gaat over de vraag wat de beste oplossingsroute is. En er zijn vraagtekens te zetten bij het rigoureuze pakket dat de regering op tafel heeft gelegd. Zo valt te betwijfelen of het afschaffen van de VUT en het prepensioen werkelijk een oplossing is. Nu al blijkt slechts een beperkt deel van de oudere werknemers fysiek of psychisch in staat te zijn om tot hun 65e door te werken.
Dat zal in de toekomst niet veel beter worden, als de economische situatie vergt dat er meer productie gemaakt wordt. De vraag is dus of de regering met deze oplossing voor de financiële moeilijkheden niet een nieuw maatschappelijk probleem creëert, dat van hogere uitval onder oudere werknemers.
Maar afgezien van dit praktische bezwaar, is er ook een rechtspositioneel bezwaar. De afspraken over bijvoorbeeld prepensioen zijn gemaakt in goed overleg tussen overheid en bedrijfsleven. Die verworvenheden deponeert de regering nu zomaar in de prullenbak. Daartegen wordt terecht bezwaar gemaakt. Ook de overheid is gehouden fatsoenlijk om te gaan met afspraken. En daar schort het nu aan.
De protesten zijn begrijpelijk. De middelen die de vakbonden en sommige politieke partijen kiezen, zijn echter discutabel. Dat geldt zowel het stakingswapen als de protestmanifestaties van aanstaande zaterdag.
Ook al hebben werknemers op grond van het Europees Sociaal Handvest juridisch het recht om te staken, daarmee is het in ethisch opzicht nog niet verantwoord.
Zelfs wanneer de werkgever zich niet houdt aan afspraken, heeft de werknemer nog niet het recht zijn beloftes te breken. Hij heeft de toezegging gedaan trouw zijn werk te doen. Bovendien, en dat lijkt vandaag de dag een taboe te zijn, bestaat er tussen werkgever en werknemer een gezagsrelatie. Die wordt met het stakingswapen ontkend.
Natuurlijk liggen er op dit terrein lastige vragen. Onmiskenbaar hebben stakingen en andere acties in het verleden geleid tot verbetering van de arbeidsomstandigheden. Niet-stakers hebben daarvan de voordelen genoten. Toch is het daarmee niet te rechtvaardigen dat mensen op de werkvloer het werk neerleggen. Ook hier geldt dat Gods geboden normatief zijn.
Behalve het stakingswapen is er het middel van demonstraties. Wanneer die buiten werktijd worden gehouden, valt een deel van bovengenoemde bezwaren weg. Toch is de vraag te stellen of het bijwonen van een dergelijke bijeenkomst te verdedigen valt, zeker in een democratisch land als Nederland. Ons volk heeft een parlement gekozen en dat is de plaats waar de discussie over regeringsplannen moet worden gevoerd. Daar wordt bij meerderheid van stemmen beslist. En na vier jaar kan de kiezer uitspreken of de kamerleden juist gestemd hebben. Zo hebben we het met elkaar afgesproken. Aan die spelregels moeten we ons dan ook houden.