Urk als standvastig baken in de ruige Zuiderzee
Voor de Fransman Henri Havard was Urk in de negentiende eeuw het meest schilderachtige plekje van de toenmalige Zuiderzee. Zijn boek ”La Hollande Pittoresque” (1874) lokte een stroom kunstenaars naar dorpen rond de Zuiderzee. Vooral naar Volendam.
In ”De schilders van Urk” beschrijven kunsthistorica Elisabeth Oost en Klaas Post, voorzitter van Stichting Urker Uitgaven, de boeiende relatie die Urk de eeuwen door met kunstenaars heeft gehad. Hoewel de titel tweeledig kan worden uitgelegd, zijn het toch vooral kunstenaars van buiten Urk geweest die het visserdorp hebben verbeeld.
Op Urk zelf is de bevolking lange tijd vooral bezig geweest met overleven. De eigen kunstproductie heeft in de negentiende eeuw vooral een decoratief karakter: kerfwerk op stoofjes en klompen, borduursels op hemden, krap- lappen, broeken en ondermutsen.
De Allerheiligenvloed van 1170 maakte van Urk een eiland midden in de Zuiderzee. Tot dan toe had het dorp deel uitgemaakt van een groot schiereiland dat met Overijssel was verbonden. Omdat het eiland pal aan belangrijke scheepvaartroutes kwam te liggen werd Urk in de zestiende eeuw een belangrijk baken voor de scheepvaart. Het waren dan ook de cartografen die –vanaf schepen– de eerste beelden van Urk vastlegden.
Avonturiers
Het duurde echter nog een paar eeuwen voordat de eerste kunstenaars het vissersdorp aandeden. De reis naar het eiland was lang en zeker niet ongevaarlijk. Pas aan het eind van de negentiende eeuw was er een goede (post)bootverbinding en kwamen er meer kunstenaars naar het eiland.
Toch hadden de eerste avonturiers de oversteek dan al gewaagd. Vaak ging het om mensen van gegoede komaf, die rondreisden en verslag deden van wat ze zoal meemaakten. Jacob van Lennep is misschien wel het bekendste voorbeeld. Hij bezocht Urk in 1823.
Lyrisch
Precies een halve eeuw later zwierf de Fransman Henri Havard (in de zomer van 1873) drie maanden lang met een tjalk over de Zuiderzee, in gezelschap van de Nederlandse zeeschilder Jacob Eduard van Heemskerck van Beest. Samen bezochten ze Marken, Volendam, Monnickendam, Edam, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Ook Urk stond op het reisschema.
Havard liet zich lyrisch uit over het dorp: „De aangename indruk die men ondervindt, wanneer men op enige afstand deze vrolijke huizen in roode en groene en zwarte kleur tegen lucht en zee ziet afsteken, neemt wanneer men nader komt nog steeds toe. De kleine haven vol visschersvaartuigen, die met wapperende roode vlaggen en hooge masten, zorgvuldig op eene rij geschaard liggen, de groote zwarte palen, die het hoofd schragen, de met gras begroeide, zacht glooijende kaaien, vervrolijken het hart en doen het oog goed.”
Het enthousiasme van Havard te spijt trokken kunstenaars uit allerlei landen toch vooral naar Volendam, omdat dat dorp nu eenmaal gemakkelijker te bereiken was en de Volendammers zich tegen betaling maar wat graag lieten portretteren in hun klederdracht.
Toch verwierf Urk een plek in de romantiek. Het „desolate karakter” van het dorp oefende aantrekkingskracht uit op de meer avontuurlijk ingestelde kunstenaars. „Het eiland wordt afgebeeld als baken in de ruige Zuiderzee en verbeeldt standvastigheid tegen de elementen”, aldus de auteurs. Ook de Urker klederdracht sprak tot de verbeelding.
Oase van rust
Een belangrijk kantelpunt in de geschiedenis van Urk was de aanleg van de Afsluitdijk tussen 1927 en 1933. Een groot deel van de visgronden van de Zuiderzeevissers kwam hierdoor te vervallen. De specifieke Zuiderzeecultuur dreigde verloren te gaan en dat bracht een nieuwe stroom schrijvers, journalisten én kunstenaars op gang.
„Ze zijn op zoek naar een oase van onbedorven rust waar hun artistieke talent tot bloei kan komen”, aldus de schrijvers. „Ze bekijken met nostalgische gevoelens de eilandcultuur op Urk, die naar verwachting spoedig verleden tijd zal zijn.”
Toen Urk na de Tweede Wereldoorlog, vanwege de totstandkoming van de Noordoostpolder, geen eiland meer was, raakte het dorp voorlopig zijn aantrekkingskracht voor kunstenaars kwijt. Pas in de jaren zestig kwamen ze weer mondjesmaat naar Urk. Opmerkelijk genoeg waren het toen juist de moderne ontwikkelingen die de aandacht trokken. Door de inzet van een nieuw kottertype waren de visvangsten zeer succesvol geworden en bloeide de economie van het dorp. De Urker vloot groeide uit tot de grootste van Nederland.
Ook bij de lokale bevolking ontstond langzaam belangstelling voor kunst en cultuur, signaleren de schrijvers. „De gemeente doet de eerste aarzelende aankopen van kunst voor de publieke ruimte.”
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw dienden zich ook de eerste Urker kunstenaars aan, doorgaans met vakmanschap en realisme als handelsmerk. „Met veel oog voor techniek maken kunstenaars als Henk Kapitein (1961), Willem Post (1953-2011), Okke (1969) en Geert Weerstand (1948) kunstwerken waarin Urk en het verleden vrijwel altijd een rol spelen.” Dit zijn dus de echte ”schilders van Urk”.
Nieuwe invloeden
De jongste generatie Urker kunstenaars staat volgens de schrijvers meer open voor nieuwe invloeden. Ze verlaten soms het dorp om hun geluk elders te beproeven. „Maar in hun werk lijkt Urk soms zijn sporen achter te laten.”
Boekgegevens
De schilders van Urk, Elisabeth Oost en Klaas Post; uitg. WBooks i.s.m. Stichting Urker Uitgaven; 240 blz.; € 22,95.