Ingrid en Dieter Schubert illustreren met humor
„Illustreren, daar kun je niet van leven, hoor!” waarschuwde de uitgever veertig jaar geleden. Maar het echtpaar Ingrid en Dieter Schubert had vanaf het eerste boek succes. „Als we werken zijn we elkaars collega’s. Dan zeggen we dingen ongezouten tegen elkaar.”
Ingrid Schubert heeft de voordeur amper opengedaan of er glipt een klein hondje naar buiten. Nieuwsgierig snuffelend en tegelijk een tikje voorzichtig.
Hondje Quibus is nog bíjna net zo zwart als in het boek ”De paraplu”, waarin hij –naamloos– de hoofdrol speelde. De huisgenoot van prentenboekenmakersduo Ingrid en Dieter Schubert is tien jaar na de verschijning van het boek wel wat strammer geworden. Destijds vloog hij, hangend aan een rode paraplu, de wereld over. Zo’n luchtreis zou hem nu niet goed afgaan – al maakte hij de reis in werkelijkheid natuurlijk ook alleen in de fantasie van zijn baasjes.
Quibus is met zijn zestien jaar op leeftijd, net zoals het prentenboek ”Woeste Willem” trouwens. Het boek over de norse zeerover Willem, die langzaam ontdooit als de kleine Frank in zijn leven komt.
Een oudje
Ingrid noemt het boek, dat vanaf vandaag in een voordelige uitgave in de boekhandel ligt (zie ”Ingrid en Dieter”), „een oudje”. Zijn de Schuberts er daarom misschien minder trots op dan op hun recentere werk? Hij, tegen haar, met een zweem van verwondering in zijn stem: „Heb jij daar weleens over nagedacht?” Zij, gekscherend: „Jaha, ik denk altijd serieus na.”
Maar nee, minder trots, dat is het niet. Al zien ze heus wel dat ze een ontwikkeling hebben doorgemaakt. Weelderige landschappen met zo’n beetje alles erop en eraan, zoals in de boeken over ”Beer en Egel” – daar doen ze niet meer aan. Ze werken vaker samen met andere auteurs. Grote namen, zoals Anna Woltz (”Naar de wolven”) en Daan Remmerts de Vries (”Konijnentango”). Niet dat ze het gezocht hebben, ze werden gevráágd, benadrukken ze. Zo’n samenwerking is heel verfrissend, vinden de twee. En levert verrassende boeken op, vaak met een soberder tekenstijl dan eerder werk. „Haha”, lacht Dieter, „ze vragen ons vanwege onze eerdere illustraties, en dan krijgen ze iets heel anders!”
Onenigheid
De nieuwere boeken moeten zich nog bewijzen, realiseert Ingrid zich. Ze werden alvast goed ontvangen, maar ze zijn natuurlijk nog lang niet zo in het geheugen gegrift als ”Woeste Willem” (1992), ”Platvoetje” (1986) en ”Monkie” (1987). Zo bezien begrijpen ze de keus voor het prentenboek over Willem heus wel. Destijds, bij het maken, hadden ze trouwens onenigheid over het verloop van het boek. Dieter wilde graag dat jongetje Frank bij de zeerover naar binnen zou gaan. Maar nee, vond Ingrid, dat kon echt niet. Ze vertelden hun eigen kinderen immers altijd dat ze nooit zomaar met iemand mochten meegaan. „Dat is óók de taak van een prentenboekenmaker: de natuurlijke argwaan die een kind heeft niet doorbreken.”
Achtertuin
Het succesvolle illustratorenechtpaar staat nog altijd achter al hun werk, blijkt tijdens een interview in de achtertuin van hun huis in Amsterdam-Noord. Het is een ontmoeting met een ontspannen echtpaar – en er ontspint zich een uitgebreid gesprek. De twee illustratoren vullen elkaar mooi aan, waarbij Ingrid het meest aan het woord is. Dieter is meer van de aanvullingen of van een mooie anekdote hier of daar. Waarbij hij ineens aan zijn eega kan vragen: „Vertel jij eens verder!” Maar veel vaker pakt zij als vanzelf het gesprek over, met uitgebreide verhalen. Zodat Dieter op enig moment uitroept: „Wat weet jij dat allemaal nog goed!” En Ingrid, weer later: „Dieter echt, je hebt een slecht geheugen.” Hij krijgt er een olijke tik op zijn knie bij.
Gouden Penseel
De twee vieve 65-plussers hebben een dag eerder voor het eerst hun kleinkinderen weer in huis gehad, sinds alle coronaperikelen. Ze misten hen, maar wat ze vooral heftig vonden: ze hoorden in deze tijd ineens bij een groep waar ze zich helemaal nog niet bij voelen horen: de ouderen. Verder veranderde er weinig: ze leven, vanwege hun vak, immers altijd al totaal geïsoleerd, grappen ze. Als ze niet samen waren geweest, hadden ze dit beroep ook niet zo lang volgehouden, vermoedt Ingrid.
Wie wat precies doet in het maakproces, daar laten ze zich niet over uit. Het echtpaar wil daarmee voorkomen dat het een wig tussen hen drijft. Zeker nadat juist ”Monkie” –dat alleen de naam van Dieter op het omslag draagt– een Gouden Penseel kreeg. Ingrid was in die periode druk met hun peuterdochter én met een grote opdracht van een Duitse schoolboekenuitgever en daarom werkte Dieter alleen verder aan het boek over een kwijtgeraakt aapje.
Ze zijn geen egotrippers en kunnen heel goed samenwerken, zeggen ze zelf. Ingrid: „Ik denk dat we dezelfde humor hebben. En we weten wat we kunnen. Als we aan een boek werken, zijn we elkaars collega’s. Dan zeggen we dingen ongezouten tegen elkaar. Wat je van andere collega’s aan feedback terugkrijgt is vaak te lief.”
Dat ze een goed team zijn ontdekten ze al tijdens hun studie, toen ze hun eerste prentenboek maakten. „De wisselwerking tussen ons was heel sterk.” Ingrid herinnert het zich goed. „Dieter lag met griep in bed, ik schetste. Hij vroeg: Wat teken jij? Een krokodil, zei ik. Dat kan ik beter, zei hij. Mijn krokodil was te lief. Net zoals mijn Willem niet woest genoeg was.”
Omdat het boek meteen een succes werd, is er van rustig opstarten geen sprake. „En ik studeerde zo graag”, verzucht Ingrid. „Ik wilde na de kunstacademie nog psychologie studeren. Uiteindelijk heb ik dat niet gedaan. Als prentenboekenmaker moet je niet te veel vanuit je hoofd denken, maar vanuit je buik reageren, de magie bewaren. Verklaren laat ik aan anderen over.”
Pittig snuitje
Hond Quibus heeft zich inmiddels half onder een struik verschanst, dicht bij zijn baasje. Even later komt het beestje overeind en zet een paar moeizame passen. Dieter aait zijn vacht behoedzaam en tilt het dier op schoot. „Gaat het weer, Quibus?”
Twee oogjes kijken hem aan. Dat snuitje, dat zorgde ervoor dat het hondje de hoofdrol kreeg in ”De paraplu”. „Een zwaar dier kon niet, dat kon immers niet vliegen, een konijntje vonden we te weerloos. Toen zagen we het pittige koppie van Quibus. Hij is licht genoeg en niet snel bang. Op de platen vliegt hij parmantig over de wolken. Of kijkt hij timide naar de krokodillen”, aldus Ingrid. Die emoties moet je goed laten zien, vindt Dieter. „Oók bij dieren. Daar hebben we ons in de loop der jaren op gericht.”
Ingrid en Dieter zijn allebei kunstliefhebbers. Her en der is dat terug te zien in hun werk. Zo is de prent van de badderende Ophelia in het boek ”Ophelia” een verwijzing naar een schilderij van de Brit John Everett Millais. Of neem ”Naar de wolven”. Op een van de platen prijkt een kleurig landschap. „Dat klopt eigenlijk helemaal niet”, wijst Ingrid. „Het is geïnspireerd op werk van David Hockney. Hij schildert landschappen met vertrokken perspectief.”
Degelijke school
Liefde voor kunst en de klassieken kregen ze al vroeg mee. Ze zaten in Duitsland op „gewone” scholen („Alles in onze jeugd was gewoon”, aldus Dieter), maar wel van het soort waar degelijkheid hoog in het vaandel stond. Dieter: „Onze juf vertelde verhalen van Charles Dickens en sprookjes van Wilhelm Hauff. Dat heeft me wel beïnvloed, hoor.”
Hun eigen boeken moeten „plezier en diepte uitstralen.” Het laatste wat het echtpaar wil, is in een routine vervallen. Illustreren is een beroep en illustraties zijn kunst, zo zien ze het. „Elke keer zit je opnieuw voor een wit vel papier. Overal denk je goed over na, want achteraf moet je alles kunnen verantwoorden.” Dieter: „Eigenlijk zou er een museum moeten zijn voor illustratoren.” Ingrid: „Maar illustraties worden niet als autonome kunst gezien.” Dieter: „Ze zíjn ook bedoeld voor in een boek en ze zíjn ook afgestemd op kinderen. Daar moet je als illustrator niet aan voorbijgaan.”
De druk om boeken te maken is inmiddels weg. Maar „de nieuwgierigheid om iets te maken blijft”, aldus Ingrid. „We werken omdat het leuk is. Er is meer dan kunst in het leven, is een van onze motto’s.”
„Ja”, stemt Dieter in. „De existentiële druk om te werken is weg.” Ingrid: „Wat zeg je dat mooi!”
Ingrid en Dieter
Het echtpaar Ingrid en Dieter Schubert maakt al 40 jaar prentenboeken. Een van de bekendste, ”Woeste Willem”(1992), is dit jaar het visitekaartje van de campagne ”Geef een prentenboek cadeau” en ligt vanaf deze vrijdag voor 2,50 euro in de boekhandel. De campagne stond aanvankelijk gepland voor april, maar werd vanwege de coronamaatregelen uitgesteld.
Ingrid (1953) en Dieter (1947) Schubert groeien op in Duitsland. Ze ontmoeten elkaar op de kunstacademie van Münster, waar ze zich bezighouden met vrije schilderkunst. Ze krijgen een studiebeurs voor de Gerrit Rietveldacademie en vertrekken naar Amsterdam. Voor een jaar – maar ze wonen en werken er nog altijd. Ingrid geeft ook tekenlessen aan het centrum voor kunst en cultuur Globe in Hilversum.
Het is dankzij Rietvelddocent Piet Klaasse („de beste tekenleraar die we ooit hebben gehad”) dat ze zich serieus gaan bekwamen in het illustreren. „Illustreren doe je met hart en ziel. Het is niet iets wat je erbij doet”, zei hij. Klaasse raadt hen aan een prentenboek te maken en stimuleert hen naar Lemniscaat te gaan. „Presenteer je als kunstenaar”, tipt hij. Hun eerste boek, ”Er ligt een krokodil onder mijn bed” (1980), verschijnt meteen in veertien landen.
Nog steeds is werk van de Schuberts wereldwijd geliefd: van hun heimat Duitsland tot in Frankrijk, Scandinavië, Amerika en Japan. De Schuberts werken graag met waterverf, pen en potlood en bewerken hun prenten niet digitaal.
Het echtpaar heeft twee dochters en twee kleinkinderen.