Weerwoord: Niet-zingen is (ook) gevaarlijk
Zingen in de eredienst lijkt voorlopig niet mogelijk, maar is dat nu zo erg? Het gaat toch vooral om de Woordverkondiging?
Als gezin hebben wij het voorrecht naast de kerk te wonen. Het is er de laatste weken stil geworden. Ook op zondag. Het coronavirus verstoort het ópgaan naar Gods huis. Aan de andere kant van de pastorie is een kinderopvang gevestigd. Sinds enige tijd is deze weer in vol bedrijf. We merken dat aan de vele kinderstemmen die klinken. Op zijn tijd zingen de begeleiders liedjes met de kinderen. Flarden daarvan waaien over de heg de tuin van de pastorie in. Een vrolijke bedoening. Tegelijk is het in deze tijd iets om droevig van te worden. Het lijkt er namelijk op dat er in de komende maanden aan de ene kant van de pastorie volop gezongen wordt en dat aan de andere kant van de pastorie er het zwijgen toe gedaan moet worden.
De uitgevaardigde overheidsmaatregelen raken het maatschappelijk bestel, maar stoppen niet bij de kerkdeur, raken de gemeenschap en zelfs de liturgie. Wie de kerkdienst beleeft als een ”information takeaway” (Tim Keller), een gaan naar de kerk om een preek te ‘halen’, zal hier misschien schouderophalend aan voorbijgaan. Dit verraadt echter een consumptieve houding die Bijbels gezien niet houdbaar is. Al eeuwenlang is zingen (hoe ook vormgegeven) een wezenlijk onderdeel van de eredienst. Naast het gesproken Woord klinkt het gezongen Woord. Wie meent dat het in de kerkdienst toch alleen maar om de preek gaat en dat de rest er maar wat bij hangt, heeft de (gereformeerde) traditie niet mee. Mogelijk is zingen in een gebouw gevaarlijk. Niet-zingen is zeker gevaarlijk! Zingen is namelijk een ultieme vorm van jezelf vergeten. Ik deel graag drie overwegingen:
De gemeentezang is een gemeenschappelijk gebeuren. In het lied antwoordt de gemeente. De enkeling wordt opgenomen in het geheel en beantwoordt collectief de verkondiging van het Woord in zang. In het gemeenschappelijk zingen klinkt de stem van de kerk. „Niet ik zing, maar de Kerk zingt” (Bonhoeffer). Ons gemeenschappelijk zingen is een oefening in het verwijden van onze geestelijke horizon, zodat wij onze beperkte aardse gemeenschap leren zien in het grotere geheel van de katholieke kerk van alle eeuwen en plaatsen. Het gevaar is groot dat met het verdwijnen van het zingen wij ‘loszingen’ van die gemeenschap.
Gemeenschappelijk zingen voedt de individuele en gemeenschappelijke vroomheid. Zingen is een pedagogisch middel om het Godsverlangen te voeden. Wie met anderen zingt, zingt niet alleen mee, maar zingt de woorden ook ‘in’ (Herman Paul), dwars tegen alle stemmingen in en erboven uit, zodat vrees en twijfel overwonnen worden, hoop en verwachting geboren worden. In het zingen belijden wij schuld, beleven wij onze afhankelijkheid, aanbidden wij God. In het gezamenlijke zingen geeft de gemeente gehoor aan de oproep om psalmen en geestelijke liederen te zingen (zie Efeze 5:19, Kolossenzen 3:16). Efeze 5:19 („en spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen…”) kan ook vertaald worden met: „en spreek tót elkaar…” De gemeente zingt dus voor de Heere, maar zingt ook elkaar toe. Wat dat voor gevolgen kan hebben, heeft Augustinus eens verwoord: „Wat heb ik geschreid bij Uw hymnen en gezangen, heftig ontroerd door de stemmen van Uw lieflijk zingende gemeente! Die stemklanken vloeiden mijn oren binnen en Uw waarheid zeeg in mijn hart en een innige aandoening van vroomheid golfde daaruit opwaarts en dan stroomden de tranen en ik voelde mij er wel bij.” (Belijdenissen)
We zingen in verscheidenheid en diversiteit. De gemeente is geen gemeenschap van gelijkgezinden, maar is een veelkleurig geheel. Dat is soms lastig en frustrerend. Die diversiteit wordt overstegen in het gezamenlijke lied. Bovendien kan het gezamenlijk zingen verschillen relativeren en verbindt het leden op hoger niveau aan elkaar. Wij verloochenen onszelf, terwijl wij zingen. In de liturgie worden wij verlost van onszelf. Zo samen te komen en samen te zingen is aangenaam en heilzaam (vergelijk Romeinen 15:6).
Tot slot: laten we in deze tijd van niet of minder frequent samenkomen en niet of nauwelijks zingen, bedenken wat wij missen, en ons oefenen in verlangen om weer op te gaan naar Gods huis, onder luide vreugdezang en lofliederen (Psalm 42:5).
De auteur is predikant van de hersteld hervormde Victorkerk in Apeldoorn. In Weerwoord worden antwoorden gegeven op vragen over het christelijk geloof. >>rd.nl/weerwoord