Column: Met andere woorden
Deed de afgelopen maanden een coronawoordenboek de ronde, bij mij thuis ging het enigszins eenvoudiger. De peuter kwam na de eerste thuiswerkdag trots vertellen dat hij de M geleerd had. „De M van mama en”, ondanks onze zorgvuldig afgewogen culinaire opvoeding, „van McDonald’s.”
Peuters reageren nog opgetogen vanwege hun taalontdekkingstocht; eilaas, bij jongeren is dat meestentijds andersom. Taal is namelijk niet „het ding” voor de hedendaagse vmbo-puber die christelijk onderwijs geniet op reformatorische grondslag.
Baalt hij al van de economische begrippen die hij moet leren (zoals contingentering en protectie), gaat een niet gering gedeelte van de dagopening ook nog naar uitleg van gedeeltelijk onbegrijpelijke taal. De ”gemene man” blijkt opeens niet gemeen te zijn; de ”stoute jongeling” niet stout.
Voorafgaand aan het zachte zingen moet de les Oudneêrlandsche zegswijzen voortgezet worden. Althans, als je echt hart hebt voor je leerlingen, kun je hen toch niet zomaar even „stiet zelf dit rot, dat mij benauwt en haat, den voet en viel” zonder uitleg laten zingen?
Een betrouwbare vertaling en berijming is cruciaal. Kennis van Bijbelse begrippen blijft onontbeerlijk. Dat is zonneklaar.
Echter, is het eerlijk om van onze jongeren te eisen dat zij Gods Woord niet in hun eigen taal horen als de Bijbel of het psalmboek open gaat? Moeten mijn leerlingen per se gepokt en gemazeld worden in de taal van 400 of 250 jaar geleden om de Heere te leren kennen?
Voor veel jongeren staat de taal van eeuwen her gelijk aan Latijn. Maarten Luther is tot zegen geweest door het Kerklatijn in de ban te doen en een hedendaagse vertaling van de Bijbel te vervaardigen. Zijn doel was om Gods Woord zo te vertalen zo „de kinderen op straat” en „de gewone man op de markt” het zouden begrijpen.
Dat riep weerstand op bij hen die de oude waarheid in vertrouwde klanken waren toegedaan. Traditioneel ingestelde toonaangevende kerkleiders plaatsten Luther in het verdachtenbankje. Terwijl wij die broodnodige hervormingen van destijds nu gezamenlijk bewieroken. Zou dat gegeven de zich reformatorisch noemende kerken en scholen niet iets te zeggen hebben in 2020?
Zo’n 2000 jaar geleden hoorde ieder in de bovenzaal te Jeruzalem de grote werken van God in zijn eigen taal. (Er staat niet bij dat het in de taal was van 400 jaar voor Christus.) Het is mijn vurig verlangen dat mijn leerlingen ook nu, door Woord en Geest, Gods grote werken horen. In hún taal.