Geheimhouding
Kamervoorzitter Weisglas heeft woensdag per brief excuses gemaakt aan de Koningin voor het uitlekken van haar uitspraken over de Troonrede. Enkele parlementariërs vertelden aan de Volkskrant dat het staatshoofd direct na de toespraak in de Ridderzaal hun had gevraagd of de rede niet aan de saaie kant was. Verder zou ze te kennen hebben gegeven zich zorgen te maken over de gezondheidstoestand van premier Balkenende.Het is duidelijk dat het inhoudelijk niet gaat om staatsgeheimen. Maar de uitspraken hadden wel geheim moeten blijven. Dat is principieel. Weisglas wil de betrokken kamerleden nog eens een duchtig lesje staatsrecht geven. Zij moeten weten dat uit gesprekken met de vorstin niet gelekt mag worden. Dat is regel.
Daar komt in dit geval bij dat er staatsrechtelijke problemen kunnen ontstaan wanneer publiek blijkt dat de Koningin kritiek heeft op de Troonrede. Dat schaadt de eenheid van de Kroon, die bestaat uit Koningin en ministers. Binnenskamers kan er verschil van mening zijn tussen de individuele leden, naar buiten toe dienen ze als eenheid op te treden.
Afgezien van deze staatsrechtelijke aspecten, is het gewoon een kwestie van fatsoen om zaken die in vertrouwen zijn meegedeeld, niet naar buiten te brengen. Degene die dat wel doet, schaadt het vertrouwen en toont gebrek aan respect. Dat is overigens niet een manco dat zich uitsluitend bij kamerleden manifesteert. Het komt ook breed in maatschappelijke en kerkelijke kringen voor. Hoe veel vertrouwelijke informatie van bijvoorbeeld kerkenraadsvergaderingen ligt niet binnen de kortste keren op straat? Ook als het gaat om vertrouwen en geheimhouding is er sprake van afnemend normbesef.
Dat de kamerleden iets over het gesprek met de Koningin hebben losgelaten, staat overigens niet op zichzelf. Er is in de samenleving een toenemende behoefte om te weten hoe de Oranjes over allerlei maatschappelijke en politieke onderwerpen denken.
Wanneer de Koningin of haar familieleden een enkele keer iets in die richting zeggen, is dat onmiddellijk onderwerp van discussie. Sprekend voorbeeld hierbij is de commotie die enkele jaren geleden ontstond naar aanleiding van kritische opmerkingen van koningin Beatrix in de richting van de pers. Een krant publiceerde toen de uitspraken van de vorstin letterlijk en schond daarmee de gangbare code dat de Koningin nooit letterlijk geciteerd mag worden, behalve wanneer ze een officiële rede uitspreekt.
Die publicatie gaf veel ophef en schaadde het aanzien van het koningshuis. De ene commentator was toen blij dat de vorstin eindelijk eens haar mening gaf, de andere vond in de opmerkingen van de Koningin het bewijs dat het instituut van het koningschap echt uit de tijd is. Zo leidt grotere openheid tot kritiek op het koningshuis en dat kan de eerste fase in de afbraak van het instituut tot gevolg hebben.
Binnen ons staatsbestel geldt dat de Koningin zeker een privé-mening mag hebben, maar dat die vooral binnenskamers moet blijven. Het is van belang dat die regel gehandhaafd blijft, vooral door parlementariërs die uit hoofde van hun functie hoeders van onze constitutionele monarchie zijn.