Cultuur & boeken

Christen verwacht herstelde schepping

De mensheid is het paradijs –de tuin van Eden– kwijtgeraakt door de zonde. Maar God laat Zijn schepping niet los. Prof. dr. W. J. Ouweneel: „Een christen verwacht een nieuw, ultiem Eden: een herstelde schepping.”

Klaas van der Zwaag
30 May 2020 10:05Gewijzigd op 16 November 2020 19:24
Prof. dr. W. J. Ouweneel. beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. W. J. Ouweneel. beeld RD, Anton Dommerholt

Ouweneel –theoloog, bioloog en filosoof– beschrijft in zijn boek ”Het paradijs van zijn val tot zijn herrijzenis. Het verhaal van Eden” de geschiedenis van de tuin van Eden. De mens verliest het eerste Eden door de zonde en schept vervolgens een anti-Eden: Babel, uitlopend op het grote Babylon. God wil echter bij de mensen wonen, zoals in het Oude Testament in de tabernakel en de tempel. En in Christus in de christelijke gemeente.

Ouweneel: „Eden is niet alleen een tuin, maar ook een heiligdom: daar waar God persoonlijk woont. En dan zien de gelovigen door de eeuwen heen steeds iets van Eden, op weg naar een beter, ultiem Eden. Het woord paradijs betekent genot, verrukking en lusthof. De Bijbel gebruikt vaak het beeld van een feestmaal om de dienst van God te verwoorden. Het avondmaal is daarom de voorafschaduwing van het ultieme Eden.”

Eden wordt voortdurend bedreigd: door de stad Babel en andere vormen van opstand tegen God, maar ook door het falen van zijn bewoners en door bedreigingen van buitenaf. Maar het is een verhaal met een gelukkige afloop, aldus Ouweneel. „Het is een drama, maar geen tragedie.”

Mensen bewerken de aarde, maar niet ter uitbreiding van Eden. „Ze doen dat gescheiden van Eden. Sommigen verliezen Eden, anderen verachten Eden. De eersten krijgen het paradijs terug langs de weg van bekering en geloof, de laatsten wíllen zelfs niet meer terugkeren. Er is een tuin óf een poel: de eeuwige tuin van God óf de poel die van vuur en zwavel brandt.”

Opstanding

Ouweneel keert zich tegen de gedachte dat het paradijs een ”hemel” is, waar alleen ”zielen” wonen (ontdaan van hun lichaam), een vergeestelijkte plaats waar gelovigen direct na hun dood naartoe gaan. „Het Nieuwe Testament verkondigt alleen een Eden dat pas aanbreekt wanneer Christus zal terugkeren. Dit is het kernpunt: er is geen Eden vóór Eden, maar alleen een Eden ná de opstanding.”

Eden is volgens de schrijver niet gekoppeld aan een hiernamaals, maar aan het Messiaanse rijk, de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. „Het is ook niet belangrijk wáár gelovigen bij hun sterven zijn. Ze zijn met Christus, en dit is al een voorsmaak van het paradijs. Met Christus zijn is paradijselijk van aard.”

Dat is volgens Ouweneel het Vaderhuis waarover Johannes spreekt. „Het is niet de verblijfplaats van ontlichaamde gelovigen, maar van verheerlijkte gelovigen met verheerlijkte lichamen. Vergeving en verzoening is niet het hoogste doel in het christendom, maar slechts een middel tot dit doel: het ware goddelijke leven, dat in Christus is en aan de gelovigen geschonken wordt. En dat zal pas tot volle bloei komen in de toekomstige wereld.”

Maar ontneemt u mensen dan niet de troost als ze zeggen dat hun geliefde bij God in de hemel is?

„Ik heb verschillende keren een begrafenis geleid en zal dat daar ook niet ontkennen. Ik zeg dat de gelovige bij de Heer is, bij Christus, en dat is verreweg het beste, zegt Paulus. Maar dat is wat anders dan dat gelovigen als wezens zonder lichaam in een hemel verkeren. Dat is niet de boodschap van Bijbel, maar van het Griekse denken met zijn dualisme van ziel en lichaam, dat ook door het rabbijnse jodendom is overgenomen.”

Als Christus wederkomt, dan volgt de opstanding van het lichaam. Leert u in feite niet een tussentoestand, een zielenslaap?

„Nee, de gelovige is veilig bij de Heer, in de holte van Zijn hand. Hij wacht, wacht op de wederkomst van zijn Heiland. Dat is het begin van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.”

Heeft de wereldkerk het dan niet vaak verkeerd gehad? Augustinus eindigde ”De Stad Gods” met hoofdstukken over de eeuwige vreugde in de hemel en de eeuwige straf in de hel.

„Ik zeg niet dat het geloof in een vergeestelijkte hemel een dwaalleer is, maar alleen dat het heil veel groter, voller en rijker is. Mijn bezwaar tegen een dergelijke opvatting is dat het heil versmald wordt tot de individualistische vraag of mijn ziel tot God bekeerd wordt en later in de hemel komt. God herstelt Zijn schepping en bewerkstelligt een nieuw Eden. Dat is toch veel rijker dan een hemel waar alleen zielen wonen?”

”Het paradijs van zijn val tot zijn herrijzenis. Het verhaal van Eden”, dr. W. J. Ouweneel; uitg. Gideon; 220 blz.; € 24,95

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer