Raad van State: Basis voor inperking eredienst wankel
De overheid mag religieuze samenkomsten met meer dan 30 personen binnen gebouwen eigenlijk alleen verbieden via (spoed)wetgeving, waarover het kabinet met de Tweede en Eerste Kamer heeft gedebatteerd.
Dat constateert de Raad van State in reactie op een adviesaanvraag van SGP en D66.
Het kabinet regelde het verbod, dat nodig was vanwege de coronacrisis, door middel van een noodverordening die werd afgevaardigd door de burgemeester die voorzitter is van een Veiligheidsregio. Maar volgens de raad bood de grondwet daar eigenlijk geen ruimte voor.
Ter relativering tekent het hoge college van staat weliswaar aan dat de vrijheid van godsdienst op meerdere manieren kan worden geïnterpreteerd. Verdedigbaar is de zienswijze dat de vrijheid van godsdienst door de noodverordening niet is aangetast omdat er nog altijd „gebruik van enige betekenis” mogelijk is gebleven, bijvoorbeeld met behulp van livestreams „om te bewerkstelligen om iedereen die dat wenst te laten deelnemen.” Deze uitleg van de vrijheid van godsdienst kan volgens de raad gezien de grondwet echter slechts in een acute situatie soelaas bieden en dan ook nog eens voor een korte periode. De huidige beperkingen zijn al tien weken van kracht.
Bovendien luidde de oproep van de overheid niet om met maximaal dertig kerkgangers samen te komen, maar met een minimumaantal. De door de raad bepleite spoedwetgeving is overigens in de maak.
De raad constateert ook dat het Nederland bij een gezondheidscrisis zoals de coronacrisis ontbreekt aan een duidelijk wettelijk kader dat de regering machtigt de vrijheden van burgers in te perken. Ook de rol en de functie van het zogeheten staatsnoodrecht is onduidelijk. Dat een en ander kan zorgen voor discussie over de legitimiteit van bepaalde inbreuken op grondrechten noemt de raad ongewenst.
In het stuk pleit de raad ervoor grondig te analyseren welke andere wettelijke grondslagen er nodig zijn voor het geval de overheid in de toekomst opnieuw noodmaatregelen moet treffen.
Voor SGP-Kamerlid Van der Staaij bevestigt het advies van de Raad van State wat zijn partij tijdens de coronacrisis steeds heeft geponeerd, namelijk „dat je als kabinet in het begin van deze crisis, toen de situatie ons overrompelde en allerlei vragen heel acuut waren, best met noodverordeningen aan de slag kon gaan, maar dat je, als de tijd verstrijkt toch echt een steviger juridisch fundament nodig hebt om grondrechten voor langere tijd aanzienlijk in te perken.”
Van der Staaij denkt dan niet alleen aan het rigoureus beperken van het aantal toegestane kerkgangers, maar ook aan wat in de noodverordeningen is opgenomen over wat burgers in hun eigen huis wel of niet mogen doen of aan de bevoegdheid van verpleeghuizen over hoeveel bezoekers zij mogen toelaten. „Gelukkig beseft de regering dat de juridische houdbaarheidsdatum van dit soort inperkingen van grondrechten snel voorbij gaat, en werkt zij aan een spoedwet.”
Het huidige advies van de Raad van State „valt bovendien te lezen als een onderstreping van het appel dat de SGP al een aantal weken op het kabinet doet om met maatwerk te komen voor de bezoekersaantallen van kerkdiensten”, stelt Van der Staaij. „De Raad stelt dat met de huidige maatregelen de inperking van het recht van godsdienstvrijheid toch wel zo groot is dat je als overheid niet zomaar wegkomt met de nogal grove benadering van: er mogen in elk kerkgebouw maximaal dertig of maximaal honderd mensen aanwezig zijn. Hier is echt meer precisie nodig.”
Zo bezien kun je in dit advies ook „een handreiking zien voor wat er straks in grote lijnen in zo’n spoedwet behoort te staan”, aldus Van der Staaij.
Met dit advies van de Raad van State in de hand is tevens duidelijk, vindt de SGP-leider, dat de verdediging van premier Rutte -zoals hij dat enkele malen in Kamerdebatten deed–, dat uniforme getallen zoals dertig of honderd nu eenmaal handig zijn voor de handhaving, „bestuurlijk wel begrijpelijk is, maar grondwettelijk tekort schiet.”
Het inperken van grondrechten via noodverordeningen moet zo snel mogelijk worden afgebouwd, stelt de Raad van State. Van der Staaij: „Terecht merkt de Raad op dat dit óók moet omdat de democratische controle van het parlement momenteel zeer beperkt is. Ook daarom is een spoedwet nodig. Tweede en Eerste Kamer moeten zo snel mogelijk –ik hoop begin juni– over die wet met het kabinet kunnen debatteren.”