Conferentie Bretton Woods eenmalig succes
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank bestaan dit jaar zestig jaar. De oprichting van de twee instituten legde het fundament voor de naoorlogse economische orde. Een conferentie in het gehucht Bretton Woods in de Amerikaanse staat New Hampshire vormde het begin.
De conferentie had tot doel een nieuwe periode van internationale economische malaise als de grote depressie in de jaren dertig te voorkomen. De wereldeconomie stortte toen in door de totale ontwrichting van het internationale betalingsverkeer. Landen beconcurreerden elkaar via forse devaluaties van hun valuta. De relatie tussen geld en de waarde van goederen was volstrekt onduidelijk.
In Bretton Woods werd besloten een nieuw geldstelsel op te richten, waarin de valuta’s een vaste waarde hadden tegenover de Amerikaanse dollar, die op zijn beurt was gekoppeld aan het goud. De lidstaten van het IMF betaalden een inleg die in verhouding stond tot hun economisch gewicht. Het fonds kon daarmee lenen aan landen die zich in betalingsproblemen bevonden.
Aan het begin van de jaren zeventig bleek dat de Amerikaanse regering de goudgarantie niet meer kon nakomen, vooral doordat de financiering van de oorlog in Vietnam een enorme hoeveelheid dollars in omloop had gebracht. Steeds meer landen wilden die maar al te graag inwisselen voor goud. Van toen af aan werden de wisselkoersen bepaald door vraag en aanbod.
Het IMF heeft zich altijd gericht op het realiseren van macro-economische stabiliteit. Het instituut maakt zich sterk voor beteugeling van de inflatie, een gezond begrotingsbeleid en een vrij handels- en betalingsverkeer. De Wereldbank hield zich bezig met de ontwikkeling van arme landen en richtte zich daarbij in tegenstelling tot het IMF meer op projecten voor de lange termijn. De bank betrekt zijn geld ook uit de kapitaalmarkt.
In de afgelopen zestig jaar is het IMF in meerdere opzichten veranderd. De organisatie is officieel in het leven geroepen om welk land dan ook te hulp te komen als dat nodig is. Maar de afgelopen decennia zijn het vooral de arme landen en minder rijke landen die een beroep doen op het IMF. De grootste debiteuren van dit moment zijn Brazilië, Turkije en Argentinië. Aan de andere kant staan de westerse landen, die binnen het IMF de dienst uitmaken.
Ook het instituut zelf heeft veranderingen ondergaan. Gedurende de Koude Oorlog bleven de Sovjet-Unie en bijna al haar bondgenoten buiten het IMF, al was Moskou wel in Bretton Woods aanwezig. Na het neerhalen van het IJzeren Gordijn nam niet alleen het aantal lidstaten toe, maar kreeg ook de staf een andere samenstelling met uiteenlopende achtergronden.
Betrekkelijk nieuw is ook het lidmaatschap van een groot aantal Afrikaanse staten, die in de beginperiode nog onder het koloniale juk van Europa stonden. Met de Afrikaanse landen binnenboord is ook het aantal debiteuren van het IMF en de Wereldbank flink toegenomen en zijn beide instituten zich meer op de bestrijding van armoede gaan richten.
Geheel onomstreden zijn het IMF en de Wereldbank nooit geweest. De twee instituten hebben nogal eens het verwijt gekregen er een neoliberale koers op na te houden en volgens een vast stramien te opereren, terwijl elk land toch verschillend is. Ook is de armoede in sommige gebieden waar het IMF actief is geweest, niet afgenomen. Onlangs nog kwam een onafhankelijk onderzoeksbureau van het IMF (het zogeheten Independent Evaluation Office) met een kritisch rapport over de armoedebestrijdingsstrategieën die sinds 1999 worden gehanteerd. Datzelfde bureau was nog kritischer over de manier waarop het IMF in Argentinië had geopereerd voordat dat land in een financiële en economische crisis terechtkwam.
De machtsverhoudingen binnen het IMF en de Wereldbank vormen een discussiethema dat met grote regelmaat weer opduikt en ook op de komende jaarvergadering in oktober aan de orde komt. Op dit moment hebben de zeven belangrijkste industrielanden (G-7) een stevige vinger in de pap en zijn ze weinig genegen om invloed af te staan aan andere landen.
De situatie verschilt sterk van die in 1944, toen maar 44 landen aan de conferentie in Bretton Woods deelnamen en de scheidslijnen tussen arm en rijk heel anders waren dan nu. De grote winst van Bretton Woods is misschien wel dat de conferentie -niet alleen uit noodzaak maar ook uit een soort idealisme- tot een goed einde kwam. De internationale politieke saamhorigheid was destijds veel groter dan nu. De Nederlander Jacques Polak, die de conferentie meemaakte en op negentigjarige leeftijd nog steeds bij het IMF kantoor houdt, verzuchtte onlangs dat de bijeenkomst nooit was geslaagd als die nu zou worden gehouden.