Bij de GGD’en is het drukker dan ooit
Niet alleen ziekenhuizen, ook de GGD’en hebben wilde maanden achter de rug. Daar neemt het werk nog toe. Een terug- en vooruitblik met arts infectieziektebestrijding Ellen Verspui. „Je houdt niet altijd alle kikkers in de kruiwagen.”
Ellen Verspui (38) nam in oktober 2019 deel aan een grootscheepse oefening. Het scenario was de uitbraak van een ernstige griep. „Vanuit mijn optimistische aard zei ik: Zoiets gaan wij hier nooit meemaken.”
In januari trof de arts infectieziektebestrijding bij GGD Zuid-Holland Zuid voorbereidingen voor het tijdig signaleren van het in China opgedoken coronavirus. Zoals dat ook gebeurde na de uitbraak van Sars in China, ebola in Afrika en zika in Latijns-Amerika. Op basis van die ervaringen was haar inschatting dat Zuid-Holland Zuid rekening moest houden met twee tot drie patiënten die besmet waren met het nieuwe coronavirus. „Die voorspelling is niet helemaal uitgekomen.”
De coördinator van het artsenteam van de GGD is eindverantwoordelijk voor het bron- en contactonderzoek in de regio. Zelf wordt ze vooral opgeslokt door overleg met zorgpartners: ziekenhuizen, verpleeghuizen, laboratoria, ambulancedienst, jeugdgezondheidszorg, huisartsen… „Wie heeft welke persoonlijke beschermingsmiddelen nodig, hoe moeten ze worden gebruikt, wanneer moet je mensen testen… Met de burgemeesters zit ik regelmatig om de tafel om uitleg te geven over de situatie, en de noodzaak van regionale verordeningen.”
Welke zwakke punten in onze publieke gezondheidszorg kwamen aan het licht?
„De infectiebestrijding is in Nederland prima geregeld. We hebben een goede landelijke coördinatie vanuit het RIVM met een hoogwaardige uitvoer op regionaal niveau. Die combinatie zie je vrijwel nergens anders. Engeland heeft een goede nationale organisatie, maar op regionaal niveau is deze veel zwakker. In andere landen bepaalt elke regio zijn eigen beleid. De kracht van Nederland is dat richtlijnen centraal worden vastgesteld, maar de uitvoering vindt plaats door GGD’en die de situatie in hun regio kennen. Je moet soms maatwerk leveren.”
Er zijn wel opvallende onderlinge verschillen.
„Het afwijken van het landelijke beleid kan verschillende redenen hebben. De artsen van een GGD kunnen hun twijfels hebben bij het centrale beleid. Het komt ook voor dat zij het onderschrijven, maar vanwege politieke of maatschappelijk druk in hun regio met aanpassingen komen. Dat zie je overigens ook op landelijk niveau. Het sluiten van de basisscholen was volgens het RIVM niet nodig. Toch gebeurde het. Nu zie je hetzelfde bij het gebruik van mondmaskers in het openbaar vervoer. In de regio kan aanpassing van het beleid ook worden afgedwongen door bijvoorbeeld één thuiszorgorganisatie die meer gaat doen dan de richtlijn voorschrijft, waarna collega-organisaties volgen. Je houdt niet altijd alle kikkers in de kruiwagen.”
Geeft dat fricties?
„Soms, al overheerst het wij-gevoel. Iedereen beseft de urgentie van de situatie. Daar blijven we de komende jaren de vruchten van plukken. Wij probeerden al langer infectiepreventie op de kaart te zetten, maar bij sommige organisaties was dat een moeizaam proces. Nu was het in een paar weken gerealiseerd. Een aandachtspunt voor een volgende epidemie is de communicatie. Zeker in de beginfase, als vanwege onbekendheid met het virus de richtlijnen gedurende het spel veranderen, moet er helder en snel gecommuniceerd worden.”
En dan was er het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
„Er speelden twee zaken. We waren in Nederland ten aanzien van maskers strenger dan de WHO. Die geeft aan dat gewone chirurgische maskers voldoen. Toen ook wij dat gingen zeggen, leek het erop dat we de veiligheidsnorm niet meer serieus namen, vanwege het tekort aan maskers. Dat tekort was er inderdaad, net als een tekort aan kweekstokjes. Omdat we in Nederland geen fabrikanten van maskers en stokjes hadden. Qua efficiëntie kun je deze producten het best grootschalig in een paar landen laten fabriceren, maar dan moet er wel de bereidheid zijn om de voorraad eerlijk te delen. Met mensen als Trump aan het bewind gaat dat niet lukken. Dat pleit ervoor om zelf de productie ter hand te nemen. Ik ben overigens niet voor paniekvoetbal. Een goed werkend systeem moet je niet te snel op z’n kop zetten.”
In de thuiszorg gaan medewerkers nog steeds zonder masker van adres naar adres.
„Omdat mensen die geen klachten hebben, niet of vrijwel niet besmettelijk zijn. Dat geldt voor zowel de cliënten als de medewerkers. Wil je geen énkel risico lopen, dan moet je met z’n allen binnenblijven. Het is de vraag of je dat moet willen.”
Hoe ziet u de anderhalvemetermaatregel?
„Afstand houden is een belangrijk middel om besmetting te voorkomen. Als je dat weet, moet je een norm stellen. Dat werd 1,5 meter. Waarbij het goed is te beseffen dat bij het passeren van iemand op het fietspad binnen die 1,5 meter de kans op besmetting nihil is. Zelfs bij bewezen positieve mensen kun je gerust even een potje met pilletjes neerzetten zonder een masker te gebruiken. De kans dat je in die paar tellen geïnfecteerd raakt, is verwaarloosbaar. Ook in de breedte van de samenleving zullen we geleidelijk stapjes nemen om weer dichter tot elkaar te komen. Anderhalve meter past niet bij een dichtbevolkt land als Nederland. Het belangrijkste is dat mensen bij de eerste kuch binnenblijven en niet op bezoek gaan bij anderen, of een kind naar school of kinderdagverblijf brengen.”
U kunt zich vinden in het Nederlandse beleid?
„De besluiten worden genomen op basis van de medische wetenschap en het politieke draagvlak. Nederland is daar betrekkelijk nuchter in. Dat past ook bij mij. De relatief hoge sterfte in ons land werd veroorzaakt door de uitbraken in verpleeghuizen. Juist daar had het gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen grote gevolgen. Ik begrijp dat de overheid nu de grootste voorzichtigheid betracht in het weer openstellen van verpleeghuizen.”
De rest van de maatschappij gaat snel open.
„Dat vind ik spannend. Zeker is dat weer meer mensen Covid-19 zullen krijgen. De vraag is of we onder de top van de normale ic-capaciteit blijven. Tot we een vaccin hebben, is dat het doel, met daarbij het coronavrij houden van zorginstellingen. We zijn begonnen met het testen van zorgmedewerkers met klachten die mogelijk door corona worden veroorzaakt; vervolgens kwamen de leerkrachten en sportcoaches erbij. Daarna de contactberoepen en sinds 18 mei de mantelzorgers.
In de komende periode gaan we toe naar de situatie dat iedereen met klachten wordt getest. Eind juni moeten we landelijk 30.000 mensen per dag kunnen testen, in september 70.000. Dat betekent voor onze regio zo’n 2100 mensen per dag. We hebben begin april een oude brandweerkazerne omgevormd tot teststraat. Je rijdt met je auto naar binnen, de persoonsgegevens worden gecontroleerd, terwijl je in de auto zit neemt een GGD-medewerker met een teststokje wat materiaal uit keel en neus, je krijgt een briefje mee en dan ga je weer. Dat is de veiligste en snelse manier van werken. De komende weken zullen we meer teststraten inrichten.”
Hoe beoordeelt u het dragen van mondkapjes in de publieke ruimte?
„Ik deel de opvatting van het RIVM. Onjuist gebruik, en dat heb je bij gewone burgers heel snel, verhoogt juist het risico op infectie. Goed handen wassen, afstand houden en zelfs bij milde klachten thuisblijven tot de test uitwijst dat geen sprake is van corona, dat zijn de maatregelen waarvan we het moeten hebben.”
Gaat de opschaling van het bron- en contactonderzoek lukken?
„Dat verwacht ik wel. GGD’en zijn altijd sterk geweest in het snel opschalen van de organisatie. Mijn inschatting is dat het informeren van een besmette persoon en de mensen met wie hij in aanraking is geweest, inclusief alle administratie, vier uur gaat kosten. Is 10 procent van de genoemde 70.000 mensen positief, dan geeft dat onze GGD 230 nieuwe patiënten per dag. Dat zou betekenen dat we in september ten opzichte van nu 115 extra medewerkers nodig hebben, meer dan het huidige personeelsbestand. Die nieuwe mensen hebben minimaal een hbo-opleiding gevolgd en zijn communicatief vaardig. Ze gaan het werk uitvoeren onder supervisie van geschoolde artsen en verpleegkundigen.”
De contact-app is uit beeld?
„In de media wel; achter de schermen wordt nog gekeken naar de mogelijkheden. Als GGD denken we na over andere vormen van digitale ondersteuning, bijvoorbeeld het waarschuwen van mensen die in contact zijn geweest met een besmette persoon via een sms-bericht. Dat bespaart veel tijd.”
Bereidt u zich al voor op grootschalige vaccinatie?
„In mijn achterhoofd, nu heeft dat nog geen prioriteit. Voor een grootschalige vaccinatiecampagne liggen prachtige draaiboeken op de plank, dat komt wel goed. Alles in de juiste volgorde.”
Publieke zorg
Voor buitenstaanders is de organisatie van de publieke gezondheidszorg in Nederland moeilijk te doorgronden. Aanvankelijk was die plaatselijk georganiseerd. Elke gemeente diende over een gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) te beschikken. Het college van burgemeester en wethouders was verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van de dienst. De taken en verantwoordelijkheden ervan zijn vastgelegd in de Wet Publieke Gezondheid, die op 1 december 2008 van kracht werd.
Om efficiënter te kunnen werken, sloten alle Nederlandse gemeenten samenwerkingsverbanden. Wettelijke taken van een GGD zijn onder meer de jeugdgezondheidszorg (inclusief het uitvoeren van het rijksvaccinatieprogramma), bevolkingsonderzoeken, gezondheidsvoorlichting, openbare geestelijke gezondheidszorg, infectieziektebestrijding en geneeskundige hulpverlening in de regio (GHOR). Daarnaast kunnen de GGD’en aanverwante taken uitvoeren als gemeenten in hun regio dat willen, zoals reizigersvaccinatie en medische opvang van asielzoekers.
Op 17 mei 2011 besloot de Eerste Kamer dat het aantal GGD’en moest worden teruggebracht tot 25, overeenkomstig het aantal veiligheidsregio’s van de GHOR. De organisatorische vorm van de organisaties verschilt per regio, door verschillen in de ontstaansgeschiedenis. Het landelijke samenwerkingsverband van alle GGD’en fuseerde in 2014 met de koepel van de 25 GHOR-bureaus tot de vereniging GGD GHOR Nederland. De directeuren van de 25 GGD’en vormen samen het bestuur van GGD GHOR Nederland.
In totaal werken er bij de GGD’en zo’n 12.000 mensen, die gezamenlijk de publieke gezondheid en veiligheid in Nederland moeten bewaken en versterken. Ze doen dat in samenwerking met kennisinstituten, ministeries en andere belangrijke partners.
Het beleid ter voorkoming, signalering en bestrijding van infectieziekten wordt ontwikkeld door het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb), onderdeel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De coördinatie is in handen van het centrum Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, die in nauwe samenwerking met alle GGD’en in Nederland richtlijnen opstelt. De GGD’en voeren het werk vervolgens uit op basis van deze richtlijnen.