Toekomst landbouw: wei zonder koeien
Het is een veelgehoorde stelling: de liberalisatie van de wereldhandel kost op den duur de Nederlandse landbouw de kop. Nog even en er is hier geen boer meer te vinden. Dat het bij lange na zo’n vaart niet loopt, zetten ambtenaren van minister Brinkhorst uiteen in een gisteren naar buiten gebrachte, verhelderende nota.
Veel boeren geloven het echt: Brinkhorst wil hen weg hebben uit Nederland. Onzin natuurlijk. Maar is het effect van zijn beleid niet dat dat toch gebeurt? Moet hij zich niet meer verzetten tegen liberalisatie, want dat leidt er toch toe dat de Nederlandse landbouw geen kans meer heeft? Wij kunnen toch nooit op tegen die grote akkerbouwers en melkveehouders in Oost-Europa?
Oh, nee? Henk Massink en Gerrit Meester, twee ambtenaren van Brinkhorst, zijn over de kansen van de Nederlandse landbouw veel positiever. In opdracht van hun baas schreven zij een nota ”Boeren bij vrijhandel”, waarin zij talloze nuanceringen aanbrengen. Sommige, vooral kleinere, sectoren zullen inderdaad verdwijnen. Andere zullen zich aanpassen.
In de nota proberen de auteurs zich voor te stellen hoe agrarisch Nederland er rond 2010 uit zal zien. Zij schetsen drie mogelijke scenario’s. De eerste is dat de prijssteun voor bijvoorbeeld melk en suiker met 30 procent af zal nemen, de tweede dat die steun met de helft zal afnemen en de derde dat van die steun helemaal niets meer overblijft. In alle drie de scenario’s houden de schrijvers er overigens rekening mee dat Europa de weggevallen prijssteun voorlopig voor een deel zal vervangen door directe inkomenssteun.
De gevolgen van een dergelijke liberalisatie zijn niet zo dramatisch als soms wordt voorgesteld. Tweederde van de productiewaarde van de Nederlandse land- en tuinbouw werkt immers al zonder of nagenoeg zonder subsidie. Dan gaat het behalve om tuinbouw en intensieve veehouderij ook om aardappelen en uien. „Deze producten ondervinden eerder voor- dan nadelen van de handelsliberalisatie: ze krijgen extra markttoegang tot gebieden elders in de wereld”, staat in de nota ”Boeren bij vrijhandel”.
Meer in het algemeen moet ons land niet al te bang zijn voor liberalisatie, menen de ambtenaren van Brinkhorst. Nederland ligt nu eenmaal erg gunstig: midden in een rijk Europees consumptiegebied met meer dan 300 miljoen consumenten in een straal van slechts 1000 kilometer. Wanneer marktbescherming in Nederland wordt afgebroken, zal dat tegelijkertijd gelden voor soms nog hogere marktbescherming elders in de wereld. Internationale handelsliberalisatie zal bij een aantal producten tot een forse stijging van de wereldmarktprijzen leiden. Als melkquota’s wegvallen, kan dat de huidige koeienboeren wel in grote solvabiliteitsproblemen brengen, maar hun opvolgers ondervinden juist minder belemmeringen het bedrijf voort te zetten.
Geen vuiltje aan de lucht dus? Zo is het nu ook weer niet. De vleesstierenhouderij zal waarschijnlijk uit Nederland verdwijnen; het houden van schapen zal bij het verdwijnen van de ooipremie geheel onrendabel worden.
Voor bepaalde deelsectoren zullen door vérgaande liberalisatie zware tijden aanbreken. „Bij volledige handelsliberalisatie zonder compenserende directe inkomenssteun is er voor het traditionele akkerbouwbedrijf geen toekomst. De grootschalige akkerbouw zal in elk geval verdwijnen uit de zandgebieden. De teelt van zetmeelaardappelen verplaatst zich naar kandidaat-EU-lidstaten.”
Bij meer gematigde liberalisatie kan een deel van de akkerbouw zich handhaven door schaalvergroting en productieverhoging. In kleigebieden zullen akkerbouwers neventakken ontwikkelen. Ook zal hun bedrijf daar vaak overgenomen worden door veehouders.
Ook de melkveehouderij krijgt het moeilijk. Volgens een al bekende studie van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) gaat de gemiddelde melkveehouder er de komende jaren 6580 euro in inkomen op achteruit. Het aantal bedrijven zal dalen van 27.000 in 2000 naar 16.000 in 2010.
Maar tegenover lagere inkomsten zullen een hogere productie (per koe en per bedrijf) en lagere kosten staan. Kansen houdt de melkveehouderij vooral als zij erin slaagt een deel van de productie een hogere toegevoegde waarde te geven.
Zo blijft dus van het angstbeeld dat er bij handelsliberalisatie geen boeren in Nederland overblijven, weinig over. „In Nederland ligt 2 miljoen hectare, in hoofdzaak zeer vruchtbare en zeer goed bewerkbare landbouwgrond. Dat kan niet gemakkelijk een economisch betere bestemming krijgen. Grondgebonden landbouw blijft het meest voor de hand liggende alternatief, ook onder sterk geliberaliseerde omstandigheden.
De schrijvers van ”Boeren bij vrijhandel” vatten liberalisatie op als een onafwendbaar, bijna autonoom proces. Begeleidend beleid is nodig om de ontwikkeling in goede banen te leiden. Want dat het in principe mógelijk is dat de Nederlandse akkerbouw en melkveehouderij bij verdergaande liberalisatie overleven, wil nog niet zeggen dat dat in alle omstandigheden gewénst is. Als milieu en dierenwelzijn de dupe zijn, zal de Nederlandse samenleving zich toch achter de oren moeten krabben.
Zo is een melkveehouderij met een veel hogere melkproductie momenteel alleen mogelijk als de koeien nooit meer buiten komen. Willen we dat? Is het ethisch verantwoord een koe altijd op stal te houden? Willen we een landschap zonder zwart- en roodbonte vlekjes? Het zijn dilemma’s die de auteurs wel signaleren, maar -begrijpelijkerwijze- niet zomaar kunnen oplossen.