Vergeten
Richteren 2:10
„(Na Jozua en zijn geslacht), zo stond er een ander geslacht na hen op, dat de Heere niet kende noch ook het werk dat Hij aan Israël gedaan had.”
Er is geen twijfel aan dat als dit voortdurend in ons land beoefend was, het zijn bijzondere vrucht voortgebracht zou hebben, zowel tot verheerlijking van God als tot bevordering van de oude en waardige godsdienstzin van onze voorvaderen. Ook zouden dan daardoor de oude en goede grondregels, waarbij de Heere ons zo wonderlijk gezegend heeft, van kracht gebleven zijn en tot grote bloei van onze staat zijn, daar men nu ziet dat velen al hun krachten inspannen om die weg te werpen, waardoor ons land steeds meer gevaar loopt snel te gronde te gaan. Men hoort, men ziet reeds sommige verbasterde Nederlanders die de gronden der voorvaderen ondermijnen, de oude palen verzetten, niet denkende aan het verleden. Het gaat bij ons zoals er staat: „Als Jozua en als dat geslacht gestorven was, stond er een ander geslacht op na hem, dat de Heere niet kende, noch ook het werk dat Hij aan Israël gedaan had. En toen deden de kinderen Israëls kwaad voor de Heere, en dienden de Baäls, en zij verlieten de Heere, de God van hun vaderen, Die hen uit Egypte gevoerd had” (Richteren 2:10-12). „En”, zo vervolgt hij, „hij zij een vervloeking, die de wonderen en werken van God aan ons bewezen, vergeet, en die wil, dat zij van kinderen en kindskinderen vergeten worden. Die man en zijn geslacht worden vergeten in het land…”
Abraham van de Velden, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)