Poëtische bespiegelingen van Bregman
Titel:
”Gedicht belicht”
Auteur: C. Bregman; 96 blz.
Uitgeverij: Wartburg College, Rotterdam, 2002. Hij was altijd een man van het proza, maar de laatste jaren is hij „gevallen voor de poëzie.” Dat blijkt uit de bundeling van recent gepubliceerde pennenvruchten die neerlandicus C. Bregman dinsdag 19 maart tijdens een literaire avond in het Wartburg College kreeg aangeboden.
Het was voor het eerst in tien jaar dat het Rotterdamse Wartburg College een literaire avond organiseerde. Niet alleen om leerlingen kennis te laten maken met de schrijvers Joke Verweerd en Pieter Nouwen, maar ook als eerbetoon aan Bregmans niet-aflatende inzet voor de literatuur tijdens zijn schoolloopbaan. Vandaar dat zijn collega’s hem alvast een bundel met verspreid gepubliceerde stukken overhandigden - vooruitlopend op zijn officiële afscheid in juni.
Afgezien van enkele schoonheidsfoutjes is het een mooi boekje geworden. Het zou bijvoorbeeld handig geweest zijn als vermeld was waar de diverse stukken eerder gepubliceerd zijn en wanneer. De titel van de bundel, ”Gedicht belicht”, blinkt niet uit door oorspronkelijkheid, en wie bedacht heeft Vasalis met de mooie voornaam Marie te tooien, moet het laatste artikel van zijn collega Bregman daarover nog maar eens nakijken.
Maar in zijn geheel geeft de bundel een zeer geslaagde indruk van de persoon van Bregman, van zijn liefde voor de literatuur, zijn bevlogenheid om ook anderen daarin te laten delen. „Bregman slaagt erin een brug te slaan tussen het gedicht en de lezer, hij weet de verwondering over de zeggingskracht van die paar regels over te brengen. Hij laat de lezer zien wat echt van waarde is.” Daarmee typeerde Wartburg-collega B. Trouwborst de manier waarop Bregman de laatste jaren gedichten bespreekt. In het RD, in Daniël, in De Reformatorische School.
De keuze die voor deze bundel gemaakt is, laat zien dat Bregman een voorkeur heeft voor traditionele, christelijk gekleurde poëzie. Veel Nijhoff, Bloem, Schulte Nordholt, Van der Graft, Vasalis, vooral veel Ida Gerhardt. Zijn -korte- besprekingen kenmerken zich altijd weer door de zeer persoonlijke toon van de schrijver. De betekenis van het gedicht en de bedoeling van de dichter komen natuurlijk aan bod, maar de indruk die vooral bij de lezer achterblijft is die van een zeer persoonlijke leeservaring.
Bij het gedicht ”De moeder” van Geerten Gossaert begint Bregman zijn bespreking bijvoorbeeld zo: „Ik kan me nog goed herinneren, dat ik dit gedicht voor het eerst las in een leesboek voor de zesde klas van de lagere school. Dat was niet te hoog gegrepen. Kinderen kunnen het immers, ondanks de wat oudere taal, niet alleen zonder enige uitleg direct begrijpen, maar voelen ook haarscherp aan waar het om gaat.”
De lezer is meteen geboeid en leest door, over het leven van de schrijver, over de beeldspraak in het gedicht, over de betekenis van de moederfiguur. Om samen met de schrijver tot de conclusie te komen: „Er is nog hoop voor de kerk, die worstelt met het probleem van de vele weggelopen zonen (en dochters). Want er zijn nog biddende moeders en verwachtende vaders.”
Bregman ziet de dingen graag in breed verband. Dat bleek ook dinsdagavond, toen hij op zijn geheel eigen, zangerige wijze -af en toe de bril van zijn gezicht rukkend- Pieter Nouwen en Joke Verweerd zijn scherpe, uitvoerig geformuleerde vragen voorlegde. Het bleek vooral toen hij de avond afsloot met een gedicht van de dichteres die ook in zijn besprekingen onbetwist aan kop gaat: Ida Gerhardt. Aan de prachtige slotzin -„Ik wacht u, Vader, van de overwal”- had hij deze keer niets toe te voegen.