Arib: Op afstand herdenken, in gedachten bij elkaar
Wat vanwege 75 jaar Bevrijding een bijzondere Dodenherdenking moest zijn, werd door de coronacrisis een sobere, aangepaste plechtigheid in de Tweede Kamer. Kamervoorzitter Khadija Arib sprak daar van een „noodgedwongen beperking die we onszelf opleggen, omdat we niet willen dat onze vrijheid ten koste gaat van andermans gezondheid”. De herdenking vindt elk jaar plaats bij de Erelijst van Gevallenen bij een aparte ingang van het Binnenhof. Deze is voor de gelegenheid verplaatst naar de Statenpassage in de hal van het Tweede Kamergebouw, waar de plechtigheid maandag werd gehouden.
Na de toespraak van Arib waren er kransleggingen door de voorzitters van beide Kamers, premier Mark Rutte en staatssecretaris Paul Blokhuis (Volksgezondheid) namens de ministerraad. Overlevenden, nazaten en betrokken burgers konden er dit jaar niet bij zijn. Arib zei dat „heel erg” te vinden. In haar speech memoreerde ze aan de Joodse verzetsvrouw Selma van de Perre. Zij overleefde de Holocaust en bouwde na de oorlog een nieuw leven op in Engeland. Hoewel ze eerder voor haarzelf besloot nooit meer over de oorlog te spreken, kwam ze daar later op terug. Ze schreef het boek Mijn naam is Selma, om in haar eigen woorden „te getuigen van de strijd tegen onmenselijkheid, door gewone mensen in ongewone omstandigheden.” Arib zegt deze gedachte te willen koesteren door de verhalen van „de helden en de overlevenden van toen” te vertellen. „Laten we dat vandaag doen, fysiek op afstand maar in gedachten bij elkaar.”