Glorie en verval van Soekarno
Titel:
”Soekarno. President. Een biografie 1950-1970”
Auteur: Lambert Giebels
Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 2001
ISBN (pb.) 90 351 2325 5
Pagina’s: 566
Prijs: € 25,- (ƒ 55,-); ISBN (geb.) 90 351 2294 1; € 34,10 (ƒ 75,-).Het tweede deel van de Soekarno-biografie van Lambert Giebels is uit. Twee jaar geleden verscheen deel één, dat loopt tot 1950. Het nieuwe boek beschrijft Soekarno’s leven vanaf 1950 tot zijn dood in 1970. Het boek maakt duidelijk dat er een grote kloof kan bestaan tussen historische en zedelijke grootheid. Als mens wekt de Indonesische president weinig sympathie op.
De Indonesische grondwet gaf de president weinig macht. Het presidentschap was vooral een ceremoniële functie. Soekarno was er echter de persoon niet naar om zich hiermee tevreden te stellen. Hij streefde doelbewust naar een zo groot mogelijke macht en invloed. De politieke ontwikkelingen in zijn land –met een door partijpolitiek verziekt parlement en waar machteloze kabinetten elkaar snel opvolgden– waren hem hierbij gunstig.
Geleidelijk aan wist Soekarno zich aan de constitutionele beperkingen van het presidentschap te ontworstelen en steeds meer op de voorgrond te treden. Die positie gebruikte hij vooral om verder vorm te geven aan de idealen van de revolutie, aan de opbouw van één Indonesische natie.
Derde weg
De nieuwe Indonesische staat moest positie kiezen in een wereld die verdeeld was in een communistisch en een kapitalistisch machtsblok. Indonesië sloot zich bij geen van beide blokken aan, maar koos een derde weg. Op de conferentie van Bandung (1955), waar de derde wereld zich presenteerde, riep Soekarno de deelnemende Aziatische en Afrikaanse landen ertoe op eveneens deze derde weg te volgen.
In een vlammend betoog schetste hij het neokolonialisme als de gemeenschappelijke vijand en riep hij Azië en Afrika ertoe op zich in te zetten voor de vrede, waarvoor ze zo veel konden doen: „We can inject the voice of reason into world affairs. We can mobilise all the spiritual, all the moral, all the political strength of Asia and Africa on the side of peace. Yes, we! We the peoples of Asia and Africa, one billion, four hundred million strong, far more than half the population of the world, we can mobilise what I have called the ”Moral Voice of Nations” in favour of peace.”
In 1949 had Nederland Indonesië als soevereine staat erkend. Twistappel bleef echter Nieuw-Guinea, dat in Nederlands bezit was gebleven. Nederland beriep zich op zijn beschavingstaak hier en achtte de tijd voor overdracht aan Indonesië nog niet rijp. Voor Soekarno daarentegen –hierin gesteund door alle Indonesische politieke partijen– was de overdracht van Nieuw-Guinea (Irian Barat) wezenlijk voor de voltooiing van de Indonesische eenheidsstaat en de nationale revolutie.
Emoties
Op heldere en evenwichtige wijze beschrijft Giebels de politieke, diplomatieke en militaire verwikkelingen rond Nieuw-Guinea, die zowel in Indonesië als in Nederland heel wat emoties –ouderen zullen zich deze nog heel goed herinneren– hebben opgeroepen en tot een dieptepunt in de betrekkingen tussen beide landen hebben geleid. In 1962 vond de overdracht aan Indonesië plaats. Soekarno stond nu op het toppunt van zijn macht en werd in 1963 door het volkscongres uitgeroepen tot president voor het leven.
De grote macht van Soekarno berustte op een evenwicht tussen het leger en de communistische partij. Dit evenwicht dreigde echter voortdurend te worden verstoord, zodat het balanceren steeds hachelijker werd. Tevens heerste er grote onvrede over het economische beleid. Want ondanks Soekarno’s fraaie woorden, vol revolutionaire retoriek, heerste er grote armoede. Extra wrang hierbij was dat Soekarno, voor wie de grenzen tussen persoonlijke uitgaven en staatsuitgaven vloeiend waren, zelf in weelde baadde en autocratische allures kreeg.
Giebels verwoordt dit fraai: „De president voor het leven nam de allure aan van een sultan in zijn kraton, met alle hofintriges die daarbij hoorden. De favorieten aan het hof vochten met elkaar om de gunst van de sultan. De sultan zag het minzaam aan en zocht op zijn beurt de gunsten van de hofdames. De kraton was een glazen huis. Het volk morde over de corruptie aan het hof en over de rijkdom van de vazallen, waartegen de schrijnende armoede in het land steeds schriller afstak. Voorlopig wist de Grote Leider van de Revolutie de massa nog te bedwelmen met beloften dat welvaart en rechtvaardigheid in het verschiet lagen.”
Dagen geteld
De dagen van Soekarno waren echter geteld. Op 1 oktober 1965 pleegden een aantal officieren en enkele communisten een coup. Deze riep, onder leiding van generaal Soeharto, een tegencoup van het leger op. De gevolgen waren dat de communisten, na een bloedbad onder hun gelederen, werden weggevaagd, Soekarno ten val kwam en Soeharto de leiding van de staat overnam.
Giebels beschrijft deze gebeurtenissen uitvoerig en komt daarbij tot de conclusie dat –in tegenstelling tot het officiële Indonesische standpunt van toen en nu– Soekarno wel degelijk bij de coup van 1 oktober betrokken is geweest. Ook Soekarno’s eigen bewering dat de coup voor hem als een complete verrassing kwam, wordt naar Giebels’ mening door vele feiten weersproken. In ieder geval betekende de coup het einde van Soekarno’s macht, ook al bleef hij tot aan 1968 nog in naam president. In 1970 stierf hij als een verbitterd mens.
Vier echtgenotes
Behalve aan de politieke ontwikkelingen wordt natuurlijk ook steeds aandacht besteed aan de persoon van Soekarno zoals deze tot uiting kwam in zijn omgang met anderen. Het beeld dat hiervan oprijst is weinig positief. Zo was zijn huwelijksleven verre van voorbeeldig. Naast zijn vier wettige echtgenotes, het maximumaantal dat de islam toestaat, had hij talloze andere seksuele relaties, waarover hij met een voor anderen beschamende openhartigheid sprak.
In zijn epiloog, waar hij komt tot een afrondende karakterbeschrijving van zijn hoofdpersoon, karakteriseert Giebels Soekarno als een erotomane sultan. Behalve gedreven door zijn libido, dat op geen enkele wijze door het Über-Ich werd gecorrigeerd, werd Soekarno vooral gedreven door narcisme. Kenmerken van deze overheersende karaktertrek waren een voortdurende behoefte aan bewondering, megalomanie en gebrek aan empathie, aldus Giebels.
Als ”founding father” van de Indonesische natie heeft Soekarno grote historische betekenis, maar dit boek maakt helaas duidelijk dat er een grote kloof kan bestaan tussen historische en zedelijke grootheid. Soekarno als historische figuur moge waardering verdienen, maar als mens wekt hij weinig sympathie of waardering op.
Evenals voor het eerste deel verdient de auteur ook voor dit tweede deel lof voor zijn heldere en evenwichtige beschrijving van persoon en gebeurtenissen. Voor het Nederlandse taalgebied zal deze tweedelige biografie ongetwijfeld lange tijd een standaardwerk blijven.