Opinie

Er dreigt nieuw gevaar: compassiemoeheid

Meeleven en meelijden met de ander kan een uitputtingsslag worden en leiden tot compassiemoeheid. Hoe kunnen we hiermee omgaan? Vier aanbevelingen.

Yannick Imbert
30 April 2020 10:41Gewijzigd op 16 November 2020 19:06
Iedereen zal herkennen dat deze periode van sociale distantie een aanslag op het persoonlijk contact doet. beeld iStock
Iedereen zal herkennen dat deze periode van sociale distantie een aanslag op het persoonlijk contact doet. beeld iStock

Er zijn al talrijke artikelen gewijd aan de vraag hoe christenen zich moeten opstellen tegenover de huidige coronacrisis. Dit artikel wil daar niet nog een schep bovenop doen. Het zal niet gaan over het probleem van het kwaad, noch over de houding van christenen. Ik wil graag stilstaan bij een verschijnsel dat zich wellicht niet eerder zo sterk deed gelden als nu: compassiemoeheid. Er zijn onder ons talrijke predikanten, kerkenraadsleden en pastoraal werkers die in deze tijd van sociale distantie een nieuwe manier moesten vinden om aan de herderlijke zorg voor de schapen van de Heere Jezus gestalte te geven. Het betekende talloze uren aan de telefoon en achter het scherm voor vergaderingen en videoboodschappen. Maar het betekende ook dat zij nog meer tijd doorbrachten in het gebed voor de gemeente. En dat zal in de komende weken niet anders worden. Deze tijd van sociale isolatie maakt de geestelijke en mentale taakbelasting van onze broeders in de bediening zwaar.

Sommigen ervoeren misschien al een vorm van uitputting. Bijvoorbeeld een gevoel van moeheid dat je overvalt als een verzoek binnenkomt om voor iemand te bidden die besmet is met het virus of die in een moeilijke situatie verkeert vanwege de beperkende maatregelen. Misschien keek u naar het bericht en zei u tegen uzelf, met een innerlijke zucht: „Ik zal het aan de lijst van gebedspunten toevoegen.” Een lijst die alsmaar langer wordt. Het meeleven en meelijden met de ander kan een uitputtingsslag aan het worden zijn.

Empathie

De beroemde psycholoog en traumatoloog Charles Figley heeft baanbrekend werk verricht in het diagnosticeren en behandelen van wat hij noemt ”compassion fatigue”. Compassiemoeheid definieert hij als „het gevoel van diepe empathie met en van verdriet over een persoon die lijdt, vergezeld van een sterk verlangen om het lijden te verlichten of de oorzaak daarvan weg te nemen.” Dus niet alleen een sterk inlevingsvermogen, maar ook een gevoel van onmacht om mensen die lijden daadwerkelijk te kunnen helpen, is een oorzaak van compassiemoeheid.

De coronacrisis kan als een versterkende factor werken. Er doen zich nu namelijk veel gevallen voor waarin predikanten en pastoraal werkers, maar ook gewone gemeenteleden, niet zoveel kunnen doen voor mensen die het moeilijk hebben. Het is onmogelijk om een broeder of zuster die rouwt te bezoeken. Sommigen hebben naaste familieleden verloren, anderen konden niet aanwezig zijn bij de begrafenis van geliefde personen. Vanzelfsprekend worden dan andere manieren van meeleven benut, maar iedereen zal herkennen dat deze periode van sociale distantie een aanslag op het persoonlijk contact doet. Een indirect gevolg daarvan kan dat gevoel van onmacht en van vermoeidheid zijn tegenover alle pijn waar wij bij betrokken worden en getuigen van zijn.

Empathie hoort bij de geestelijke zorg voor de gemeente. Het is zelfs het hart van de onderlinge verhoudingen: „Verblijdt u met de blijden, en weent met de wenenden” (Romeinen 12:15). Het is belangrijk om je in iemand te kunnen verplaatsen, om een verbinding aan te gaan. Een teveel aan empathie heeft echter een keerzijde: het kan aanleiding vormen voor stress en zich ophopen tot compassiemoeheid. Hoe kunnen we hiermee omgaan? We zouden veel dingen kunnen noemen; ik beperk me hier tot vier denkrichtingen. De volgende aanbevelingen vormen een gezonde reactie op compassiemoeheid:

Het is ten eerste essentieel om ons persoonlijk geloofsleven te versterken. Zonder dat zullen we nooit in staat zijn om het hoofd te bieden aan wat op ons afkomt in de pastorale zorg. Het gebed en het dagelijkse lezen en overdenken van de Schrift moeten meer dan ooit de ankerpunten zijn waar we ons aan vasthouden.

Ten tweede, bedenk dat wij niet als God zijn. Het geloof in onze eigen kracht zal het gevoel van uitputting versterken. Wij kunnen uiteindelijk niets doen om de personen met wie wij optrekken te herstellen of op te richten. Geen van al onze gebeden of ‘methoden’ kan het werk van God vervangen. Vergeet nooit dat aan de ene kant onze verantwoordelijkheid staat en aan de andere kant het handelen van God. Het zijn twee verschillende zaken.

Geheel van gemeente

Bedenk ook dat de zorg voor elkaar niet alleen de verantwoordelijkheid van de predikant en de kerkenraad is. Paulus vermaant niet zozeer de predikanten om te wenen met hen die wenen, maar alle gelovigen in Rome. Het geheel van de gemeente wordt betrokken bij de oproep om elkaar te dienen. Temeer als wij hiermee kunnen voorkomen dat anderen overbelast raken. Het is een manier om „elkanders lasten te dragen” (Galaten 6:2).

Er moet tot slot in de gemeente ruimte zijn om te spreken over factoren die kunnen leiden tot uitputting bij ambtsdragers. Hoe gaan we om met (potentiële) overbelasting veroorzaakt door de herderlijke zorg? Dat is een vraag die bespreekbaar moet zijn. Het is bovendien goed om in het algemeen na te denken over hoe de zorg voor elkaar in de gemeente gestalte kan krijgen.

De auteur is docent apologetiek aan de gereformeerde theologische Faculté Jean Calvin in het Franse Aix-en-Provence. Dit artikel is een bewerking van een artikel op Evangile21.org. s

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer