Vadertje Staat kan niet meer
Deze titel kan, toegespitst op sociale zekerheid, op twee manieren worden uitgelegd. De nadruk kan vallen op het woordje ”kan” in de zin van: vader wil wel maar hij heeft de mogelijkheden niet meer; hij is aan het einde van zijn Latijn en moet een stapje terug doen of zelfs gaan afbouwen. Het is echter ook mogelijk dat de nadruk valt op meer, in de zin van extra. In het laatste geval blijven de bestaande regelingen grotendeels intact maar zijn er geen hogere uitkeringen en extra voorzieningen te verwachten. De situatie is op dit moment zo dat beide interpretaties juist zijn! We staan namelijk aan de vooravond van een ingrijpende stelselherziening van sociale zekerheid omdat het oude stelsel onbetaalbaar is geworden.
President Wellink van De Nederlandsche Bank heeft het huidige zorgstelsel een tikkende tijdbom genoemd. Hij vreest dat de regering alle controle op de uitgaven aan gezondheidszorg kwijt zal raken. De kosten van het huidige zorgstelsel zullen onbeheersbaar worden als niet wordt ingegrepen, zo stelt hij. Hij is niet de enige die er zo over denkt. Ook minister Hoogervorst (VVD) typeerde de sociale zorguitgaven als „een groot collectief monstrum dat onbetaalbaar wordt.” Minister De Geus (CDA) doet nu zijn uiterste best om te redden wat er te redden valt. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) adviseerde daarom de premies voor ziekenfonds en bijzondere ziektekosten (AWBZ) fors te verhogen.
Drastische ingrepen zijn echter moeilijk te realiseren omdat rekening moet worden gehouden met verworven rechten. En als je daar aankomt heb je in Nederland heibel… En daar zit een regering zeker niet op te wachten! Daar word je niet populair van… Nederlanders kunnen namelijk sinds 1983 recht op zorg claimen. De aanspraken op sociale zekerheid zijn, in de tijd van de verzorgingsstaat, zelfs grondwettelijk vastgelegd.
Als u zou verwachten dat de Nederlanders tevreden zouden zijn met het huidige sociale voorzieningenniveau hebt u het echter mis. Het oordeel over de toereikendheid van de collectieve regelingen op het gebied van ouderdom (AOW), bijstand (ABW) en nabestaanden (ANW) wordt volgens een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau door het merendeel van de uitkeringsgerechtigden met ”onvoldoende” gewaardeerd. De grote vraag is dus hoe moet worden omgegaan met ontevreden rechthebbende uitkeringstrekkers in een tijd van economische teruggang en vergrijzing. Dat is een groot politiek-maatschappelijk probleem!
Oplopende kosten
Letten we op de gezondheidszorg dan is de medische consumptie op dit moment van dien aard dat volgens Wellink „de sector zelfstandig uit de hand aan het lopen is.” De vergrijzing (zie figuur 1) zal daar in de toekomst nog een schepje bovenop doen. Wellink ziet de oplossing van dit probleem in een kleiner (door de overheid geregeld) basispakket aan zorg en/of in een vergroting van de efficiency in de gezondheidszorg. Wat het laatste betreft zullen er nog wel besparingen behaald kunnen worden door te snijden in de bureaucratie, maar verder zijn er op dat terrein niet veel mogelijkheden. De dienstverlening zelf, zoals handen aan het bed, is moeilijk efficiënter te maken en bezuinigen op de loonkosten van de werkers in de gezondheidszorg zijn in verband met de hoge werkdruk en de relatief lage lonen niet acceptabel. Blijft dus over een kleiner basispakket en een groter eigen risico. Concreet: minder staatszorg en grotere (verzekerbare) eigen bijdragen door de burgers.
Bij een gelijkblijvend voorzieningenniveau staat vast dat sociale zorg en gezondheidszorg in de toekomst een zéér kostbare zaak gaat worden. Want ondanks het feit dat het nieuwe kabinet-Balkenende zegt in te willen zetten op zorg, is er van de kant van de rijksoverheid financieel niet veel te verwachten. De overheid kampt zelf met fors oplopende tekorten en voorstellen over nieuwe bezuinigingen volgen elkaar op dit moment in snel tempo op.
Zorg voor jezelf
Daarbij komt dat Vadertje Staat zich al jaren probeert te ontworstelen aan de zorgtaken die hij eerder op zich heeft genomen. Vadertje Staat is namelijk niet zo vitaal meer en vindt eigenlijk dat zijn kinderen (de Nederlanders) minder van hem afhankelijk moeten worden en meer voor zichzelf moeten gaan zorgen. De kinderen zijn hierover minder enthousiast en velen van hen wijzen op gemaakte afspraken (rechten) waaraan Vadertje Staat zich in het verleden heeft gebonden.
En Moeder Kerk kan ook weinig doen. Ze is eigenlijk allang geen partij meer. Ze telt eigenlijk niet meer mee sinds de scheiding met Vadertje Staat definitief is geworden. De meeste kinderen wíllen niet eens van haar gunsten leven en laten haar zo veel mogelijk links liggen. Als ze haar een bezoek brengen is dat plichtmatig en zeer ongeregeld. De kleinkinderen weten amper nog dat ze een grootmoeder hebben.
Van onderlinge hulp door de (klein)kinderen zélf moet ook niet veel te worden verwacht. Zij zijn namelijk in groten getale aanhangers van de individualiseringsideologie en die schrijft voor dat je voor jezelf moet zorgen. Tegen allerlei onvoorziene gebeurtenissen zoals ziekte, arbeidsongeschiktheid en ongevallen maar ook voor extra zorg moet iedereen zichzelf maar indekken via het afsluiten van verzekeringscontracten bij commerciële verzekeringsconcerns, zo is onder hen de heersende mening.
Niet sociaal
Deze concerns zijn echter harde heren. In de aard der zaak zijn ze helemaal niet sociaal omdat ze georganiseerd zijn op basis van het principe ”no pay, no cure.” Ze werken voor de holding Profit&Co die in de statuten heeft geregeld dat de belangen van de shareholders het primaat hebben. De belangen van de cliënten (verzekerden) zijn daaraan ondergeschikt.
De zorgleveranciers, zoals ziekenhuizen, huisartsen, paramedici en de zorginstellingen voor langdurige zorg die samenwerken in de stichting Cure&Care moeten steeds met Profit&Co onderhandelen over de prijs van de zorgproducten. Omdat Profit&Co veel macht heeft staat Cure&Care constant onder druk. De gewenste zorgproducten moeten snel en vooral goedkoop geleverd worden, is de eis. Het gevolg hiervan is dat Cure&Care ook commerciëler wordt, met goedkopere hulp en medicijnen gaat werken e.d.
Vadertje Staat, die lange tijd nog heel wat te vertellen had op dit terrein, zag dat eerst met lede ogen aan maar vindt bij nader inzien deze ontwikkeling toch nog niet zo gek sinds hij tot de overtuiging gekomen is dat meer concurrentie, marktwerking wordt dat genoemd, tussen Profit&Co en Cure&Care ook met name financiële voordelen heeft. Het verhoogt de efficiency, zo is hem uit betrouwbare bron verzekerd. En wie kan daar nu tegen zijn? Moeder Kerk heeft de grip op de situatie helemaal verloren en weet niet meer wat ze nog moet doen of kan doen.
Er is nog een partij die zich roert in de discussie en dat is professor Science. Die zegt dat er een discussie op gang moet komen over het begrip ”levenskwaliteit” en over de wenselijkheid van een ruimere interpretatie van de huidige euthanasiewet. Op dit terrein is nog veel ’winst’ te boeken denkt hij. Ook op de kosten voor gehandicaptenzorg zou in een tijd van verfijnde vormen van prenatale diagnostiek veel bespaard kunnen worden, zo is de heersende gedachte in wetenschappelijke kring. (Beginnende) dementie wordt, nu de gemiddelde leeftijd van de familie stijgt, door de kinderen en kleinkinderen als een zware (financiële) last ervaren. Ze zijn het met Science eens dat zo’n wetswijziging een hele kostenbesparing kan opleveren en de levenskwaliteit kan verhogen. Dat zijn twee vliegen in één klap! Een groeiende groep vrijwilligers zegt ervoor te kiezen om in geval van ondraaglijk en uitzichtloos lijden op tijd afscheid van het leven te willen nemen.
Veranderende tijden
Als we deze ontwikkeling wat nauwkeuriger bekijken en ons afvragen hoe dat allemaal zo gekomen is, zien we dat op de achtergrond politieke ideeën en de er de ermee verbonden mens- en maatschappijvisies een belangrijke rol spelen.
Wat de politieke ideeën betreft hebben liberalen van oudsher al weinig opgehad met overheidsregelingen. Ze vinden dat mensen zo veel mogelijk hun eigen boontjes moeten doppen. Socialisten daarentegen verwachten juist veel van een herverdelende overheid en stellen dat een actieve sturing door de staat zeer gewenst is. Christen-democraten zitten er tussenin en hebben hoge verwachtingen van wat ze noemen een levenskrachtig maatschappelijk middenveld. De mens- en maatschappijvisies waar de genoemde politieke ideeën op steunen kunnen, hoe gek het misschien ook klinkt, verbonden worden met respectievelijk de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Het socialezekerheidsstelsel zoals we dat nu kennen, werd in de naoorlogse periode opgebouwd. In een tijd waarin het socialisme, met Drees als politiek leider, een belangrijke vinger in de pap had. Een tijd ook waarin de bevolkingsopbouw nog normaal was. (zie figuur 2) Omdat er in de jaren vijftig en zestig relatief weinig uitkeringstrekkers waren gaf dat geen grote financiële problemen. Het gehanteerde omslagstelsel (actieven betalen voor niet-actieven) kon dit goed aan.
Sinds 1977 is echter de uitkeringsafhankelijkheid fors toegenomen. Op dit moment is 40 procent van de bevolking uitkeringsafhankelijk. Naast 65-plussers zijn dat zieken, werklozen en gehandicapten. Als gevolg van arbeidsongeschiktheid en echtscheidingen zijn honderdduizenden aangewezen op een bijstandsuitkering. De uitgaven aan ’bijstand’ zijn in de loop van de jaren geweldig toegenomen omdat de uitkering niet langer aanvullend maar gelijkgeschakeld is met het netto minimumloon. Mede door de ruimhartige uitkeringsvoorwaarden en de lankmoedige uitvoering in de achterliggende decennia is de oude ABW een geldverslindende sociale regeling (geworden).
Rechtsgrond en uitvoering
De geluiden om te komen tot een herziening van het stelsel van sociale zekerheid zijn al sinds eind jaren zeventig te horen. Het oude stelsel, dat opgebouwd is rond het traditionele kostwinnersgezin, bleek moeilijk overweg te kunnen met gescheiden mensen, ongehuwd samenwonenden en leefgroepen. Gezinnen zijn daarom omgedoopt tot economische eenheden en individuele uitkeringsrechten hebben sindsdien hun intrede gedaan.
De zogenaamde kleine stelselwijziging van 1987 bracht, behalve de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, niet datgene wat ervan werd verwacht. Het gevolg was dat steeds nieuwe ingrepen aangekondigd en uitgevoerd werden. Eén daarvan was een forse versobering van de kinderbijslaguitkering voor grote gezinnen. Tegelijkertijd kwam er voor de veelal kleine gezinnen meer geld beschikbaar voor kinderopvang. Tweeverdienerschap werd tot ideaal verheven en van de overheid werd verwacht dat ze de door haar gestimuleerde combinatie van kinderen en carrière niet zou frustreren. Dit allemaal in het kader van economische zelfstandigheid en individualisering.
Kritiek op de uitvoering was er ook. De Sociale Nota van 1994 meldde voorzichtig dat er nogal wat mensen op een oneigenlijke (=frauduleuze) wijze met de sociale regelingen omgingen. „De bereidheid tot het opbrengen van financiële solidariteit legt het af tegen de prikkels om zoveel mogelijk nut uit de overheidsregelingen te halen,” zo werd gemeld. „Om het hoofd te bieden aan de verslechterende moraal van de calculerende burger zouden de socialeverzekeringsregelingen zodanig moeten worden ingericht dat zij niet uitlokken tot defectief maar tot gewenst gedrag”, aldus de nota.
Abnormale opbouw
Terug naar de bevolkingsopbouw. Door de ontgroening en de vergrijzing heeft die niet langer de vorm van een piramide, maar krijgt ze steeds meer de vorm van een ui. En dat is niet best. Het betekent immers dat in de toekomst een steeds kleiner wordende groep van actieven in de leeftijdscategorie van zeg maar 25 tot 60 jaar zal moeten gaan zorgen voor een steeds groter wordende groep van niet-actieven in de andere leeftijdscategorieën. (zie figuur 3)
Omdat de toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen tijdens de hoogconjunctuur van de jaren negentig deze situatie camoufleerde werd aan het vergrijzingsprobleem een tijdlang niet zo zwaar getild. Nu de conjunctuur omslaat en er veel uitkeringstrekkers bij komen wordt de ernst van de situatie in volle omvang duidelijk. Velen zien in dat de abnormale bevolkingsopbouw in de nabije toekomst een zeer zware tol gaat eisen. Tussen 2020 en 2040 komen er namelijk zo veel gepensioneerden bij dat de AOW- en pensioenuitkeringen enorm zullen toenemen. Ter illustratie, op dit moment souperen de ouderen 12 procent van het nationaal inkomen. In 2050 zal dat verdubbelen tot ruim 24 procent. De werkgeversorganisaties hebben al alarm geslagen en voorgesteld om de pensioensgerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Maar dat is iets waar de vakbonden van de werknemers mordicus tegen zijn.
Kabinetsformaties
Demissionair minister-president Balkenende (CDA) heeft, met dit probleem in zijn achterhoofd, tijdens de formatiebesprekingen met PvdA-leider Bos aangedrongen op een tijdige sanering van de staatsschuld. Bos daarentegen voelde daar niet voor omdat hij naar eigen zeggen bang was voor vraaguitval (=koopkrachtverlies). In tijden van economische teruggang moet de vraag juist gestimuleerd worden, zo is hem uit zijn studententijd bijgebleven van zijn keynesiaanse (=socialistisch georiënteerde) leermeesters. Begrotingstekorten horen nu eenmaal bij een recessie, zo is de heersende gedachte in zijn partij. De kabinetsformatie is mede daardoor mislukt.
Het CDA en zijn coalitiepartners VVD en D66 hebben blijkens hun regeringsverklaring gekozen voor een liberale benadering. Liberaal in de zin van minder overheid en meer eigen risico. De functie van het maatschappelijke middenveld met betrekking tot sociale zorg blijft vooralsnog onduidelijk.
Mentaliteitsverandering
Het liberale is overigens niet alleen iets van de VVD. Ook CDA, PvdA en D66 zijn ermee behept. Op het eerste gezicht zou je dat niet verwachten. Zeker niet van een linkse partij zoals de PvdA. Liberalisering moet gezien worden tegen de achtergrond van de tijdgeest en de mentaliteitsverandering in de achterliggende decennia. De paarse kabinetten-Kok (1994-2002) bestaande uit een coalitie socialisten (PvdA) en liberalen (VVD, D66) hebben zoals bekend marktwerking en privatisering als beleidsinstrumenten omarmd. Iets wat de socialisten van de SP hun PvdA-broeders terecht als geloofsafval hebben verweten.
De vraag rijst wat dáár achter zit? Hoe dát te verklaren is? Voor mij is het duidelijk dat we het antwoord op deze vraag moeten zoeken in de genoemde mentaliteitsverandering. In de verandering van het denken dat werd ingezet in de tweede helft van de vorige eeuw; de tijd van deconfessionalisering, ontkerkelijking en secularisatie. Niet het dienen van God en je naaste maar het dienen van jezelf en het opkomen voor je rechten was het devies. Achteraf is duidelijk geworden dat individualisering en emancipatie twee kanten van één medaille zijn.
Emancipatieraad
Emancipatie, dat is het streven naar gelijke rechten, kansen, verantwoordelijkheden en vrijheden voor mannen en vrouwen, was namelijk volgens de linksgeoriënteerde en feministische Emancipatieraad (1981) uitsluitend realiseerbaar als het individu tot uitgangpunt van alle beleid werd genomen. Financiële zelfstandigheid en het opheffen van structureel ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen was het grote streven van dit invloedrijke adviesorgaan. Alleen dán zou volgens deze raad recht worden gedaan aan de grondbeginselen van gelijke behandeling, keuzevrijheid en zelfbeschikking. Vrouwen en mannen zouden zó de gelegenheid krijgen om op een maatschappelijk zelfstandige wijze te functioneren. We weten inmiddels wat dit heeft opgeleverd.
In het advies ”Zorg en beroepsarbeid” uit 1983 werden vergaande voorstellen gelanceerd voor ouderschapsverlof en kinderopvang. In het belangrijke interim-advies ”Herziening van het stelsel sociale zekerheid” (1984) werd principieel gekozen voor een geïndividualiseerd sociaal zekerheidsstelsel. Dit hield in dat op basis van gelijkheid van mannen en vrouwen gepleit werd voor een zelfstandig recht op uitkeringen, los van het gezinsinkomen en onafhankelijk van leefvorm en leefomstandigheden. En in Met zorg naar nieuwe zekerheid (1996) adviseerde de Emancipatieraad in een van haar laatste adviezen om te komen tot een geïntegreerde aanpak van werkgelegenheid, zorg, sociale zekerheid en fiscale wetgeving. Hierbij wordt de werknemer die betaalde arbeid en zorgtaken combineert als ideaal gezien en een route beschreven waarlangs de integratie gestalte moet krijgen.
Gezin in diskrediet
Ik durf de stelling aan dat de Emancipatieraad de basis heeft gelegd voor een geïndividualiseerd sociaal zekerheidsstelsel. Haar voorganger, de door kabinet-Den Uyl ingestelde Emancipatie Kommissie (1974) droeg, met de nadruk op zo veel mogelijk maatschappelijke participatie door vrouwen, daarvoor de bouwstenen aan. Staatssecretaris mevrouw D’Ancona (PvdA) heeft deze ideeën in 1981 ingebracht bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierdoor werden onder de regie van haar partijgenoot minister Den Uyl niet alleen herverdeling van arbeid maar ook de herziening van sociale zekerheid instrumenten van beleid. De biologische verklaring voor de ongelijkheid tussen de seksen kwam onder druk te staan. Sekseverschillen werden onder invloed van de emancipatiebeweging gekoppeld aan de heersende maatschappelijke (machts)verschillen. En die werden op hun beurt weer verbonden met de instituties huwelijk en gezin. Omdat in een traditioneel gezin de socialisatie van de kinderen voor een groot deel in handen is van de moeder, moest ook daar wat aan gedaan worden. In de woorden van de Emancipatieraad: de traditionele rolpatronen moesten doorbroken worden. Dat deze ideeën grote invloed hebben gehad en ook grotendeels zijn overgenomen is inmiddels ook duidelijk. De Nederlandse samenleving is er totaal door ontwricht. De grote maatschappelijke problemen zijn mijns inziens voor een belangrijk deel te herleiden tot de kapotgemaakte gezinsstructuur met daarachter het bewust terzijde schuiven van christelijke normen en waarden.
Asociaal
Immers, geboortebeperking, echtscheiding, samenlevingscontracten, homohuwelijken, tweeverdienerschap en kinderopvang in crèches en kinderdagverblijven zijn zaken die snel zijn ingeburgerd. Brede scholen komen eraan. Of de Nederlanders met deze vrijheden gelukkiger zijn geworden, is een vraag die ik niet positief beantwoord. Daarvoor is er mijns inziens teveel waardevols kapotgemaakt. Zolang individuele zelfstandigheid hét uitgangspunt blijft van het sociale overheidsbeleid zie ik de toekomst somber in. Individualisering als een verzelfstandiging van het individu ten opzichte van traditionele verbanden zoals kerk, familie en leefomgeving maakt een mens eerst eenzaam en later alleen. Wat dan nog overblijft zijn de socialehulpverleningstrajecten die steeds meer onder druk komen te staan omdat ze onbetaalbaar blijken te zijn.
Uit de studie ”Niets doen, niemand kennen” van (2003) van de filosofe A. Machielse blijkt dat eenderde van de huidige 1,2 miljoen ouderen eenzaam ís en 150.000 ouderen als extreem eenzaam moeten worden getypeerd omdat ze helemaal niemand meer hebben en zelden bezoek krijgen. Een van de geïnterviewde ouderen formuleerde de situatie als volgt: „Mensen hebben tegenwoordig geen tijd en aandacht meer voor de ander. Ze hebben geen zin om contacten te leggen of ze vinden je te oud.” Machielse, die voor haar onderzoek veel gesprekken voerde met eenzame mensen, concludeerde dat we leven in een samenleving waarin iedereen probeert zich niet met een ander te bemoeien. Conclusie: een asociale samenleving met asociale mensen!
Carpe diem
Wat verder opvalt, en dat is wel het meest trieste, is dat het eeuwigheidsperspectief en het zicht op het leven na dit leven voor velen afwezig is. Alle kaarten zijn gezet op het leven hier en nu. Het doel van het leven schijnt te zijn dat we op zo’n comfortabel mogelijke wijze door het leven komen. De god van deze eeuw heeft de zinnen verblind! We zien het voor onze ogen en we horen het van mensen met wie we samenleven dat de pluk-de-dagmentaliteit, waarin het draait om een hoge leefkwaliteit, en dat in hedonistische zin, de centrale leefregel is geworden.
Individualisering en in het verlengde daarvan individualisme met de ermee verbonden ieder-voor-zichmentaliteit houdt miljoenen in haar (wurg)greep. Naastenliefde is een antiek begrip geworden. Het begrip solidariteit dat ervoor in de plaats kwam, is nu al aan slijtage onderhevig. Dit blijkt uit de wijze waarop heden ten dage tegen oudedagsvoorzieningen wordt aangekeken. Steeds meer stemmen pleiten voor de overgang van het reeds genoemde omslagstelsel naar het zogenaamde kapitalisatiestelsel waarin iedereen, u raadt het al, individueel een pensioen opbouwt.
Als christen zie ik de toekomst met zorg tegemoet. Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen. Zolang de afgoden van deze tijd worden gediend is er ook geen verbetering te verwachten. Mensen zullen dan liefhebbers van zichzelf (2 Tim. 3) blijven. Om dit te doorbreken is bekering nodig. Bekering tot God door acht te geven op het eerste en grote gebod God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf.
Nu weet ik dat velen, ook christenen (!), dit eigenlijk een veel te algemene afsluiting vinden en concretere opdrachten willen hebben. Ze zeggen: Wacht eens even, welke reformatorische stichtingen en organisaties moeten we oprichten op het gebied van sociale zorg? Moet er een Gezinsraad komen? Moeten we…. en vult u zelf maar in.
De rijke jongeling uit Matthéüs vroeg ook: „Wat moet ik doen?” Jezus gaf toen als antwoord dat hij moest beginnen met het onderhouden van de geboden. Uit het evangelie weten we dat als je dat van harte doet je een ander levensbeginsel hebt en alles in een ander (niet-materieel) perspectief ziet. Dan ben je niet alleen een discipel maar ook een dienstknecht van Jezus Christus én volgens Matth. 25 een erfgenaam van het koninkrijk van God. Het leven heeft dan een dimensie meer. Je ziet het leven in een ander perspectief. Met deze levensoriëntatie en deze opdracht moeten christenen het doen. Dat begint in het gezin, de school, de kerk en bereikt vervolgens de grotere verbanden van maatschappij en politiek.
Bekering werkt wat uit! Daar zijn in de Bijbel en ook heden ten dage veel sprekende voorbeelden van. We geloven toch dat in het onderhouden van Gods geboden grote loon is? Het heeft niet alleen een belofte voor dit leven, maar ook voor het toekomende leven! Wat doen we onszelf en anderen tekort als we niet leven naar het bijbelse liefdegebod! De klacht dat we veel geld uitgeven voor hetgeen geen brood is en energie steken in zaken die niet verzadigen kunnen is ook anno 2004 nog even actueel als in de tijd van Jesaja. En dat geldt ook voor de raad die op deze klacht volgt: Hoort aandachtig naar Mij en (….) uw ziel zal leven! Dan heb je alles.
De auteur is docent aan de Hogeschool Zeeland