Een vlinder op vlinderjacht
Titel:
”Maria Sibylla. Een ongebruikelijke passie”
Auteur: Inez van Dullemen
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2001
ISBN 90 234 7076 1
Pagina’s: 260
Prijs: € 20,- . Het is gewaagd om een biografische roman te schrijven over iemand van wie nauwelijks iets bekend is. Inez van Dullemen kroop in de huid van Maria Sibylla Merian, een uit Duitsland afkomstige schilderes die slechts één grote passie in haar leven kende: vlinders. Deze opmerkelijke vrouw durfde het aan om met haar dochter aan het einde van de zeventiende eeuw op de boot naar Suriname te stappen om daar die passie uit te oefenen.
Inez van Dullemen zet, zoals van iemand van haar kaliber verwacht mag worden, een pakkend relaas neer. Maar na het voltooien van ”Maria Sibylla, een ongebruikelijke passie” blijft de lezer met het frustrerende gevoel zitten wat nu werkelijkheid was en wat aan de fantasie van Van Dullemen is ontsproten.
De achterflap van het boek geeft al aan dat van het leven van de hoofdpersoon slechts enkele feiten bekend zijn en dat de schrijfster een beroep moest doen op haar verbeelding. Van een biografische roman is dus geen sprake. Het beperkte aantal feiten en de zo nu en dan wat tekortschietende verbeelding van Van Dullemen maken dat het boek hier en daar wat hiaten vertoont en er teveel gaten in het levenspad van Merian vallen. Terwijl je er als lezer, mede door de vlotte en boeiende schrijfstijl, juist naar verlangt dat het opwindende leven van de opmerkelijke en eigenzinnige schilderes wat meer wordt uitgediept.
Maria Sibylla Merian was de dochter van een kunstenaar en duidelijk niet op haar plaats in de tijd waarin zij leefde. Ze wilde onafhankelijk zijn en toegeven aan haar onuitputtelijke drang om het leven van vlinders en rupsen te bestuderen. Haar moeder smoorde die drang na haar tienerjaren in de kiem door haar te laten trouwen met een man van wie ze niet van hield, maar voor wie ze op een bepaalde manier wel waardering had. Ze hielden het ruim tien jaar samen vol en kregen twee dochters. Langzaam maar zeker wist Maria echter uit de haar opgedrongen rol van huisvrouw en moeder te ontsnappen.
Labadisten
Haar definitieve vlucht uit het huwelijk leidde haar van Duitsland naar Nederland waar ze met haar twee jonge kinderen onderdak zocht en vond in de commune van de labadisten in het Friese Wieuwerd. Jaren van innerlijke tweestrijd volgden. Enerzijds vond ze voor een deel wat ze zocht, maar het feit dat de volgelingen van De Labadie geacht werden geen eigen wil te hebben stond haar tegen. „Steeds heb je gewild en gewild en je wil heeft je leven geboetseerd. Je wil heeft je vlinders doen volgen. Je wilde vrij zijn. Hoe nu verder? Ik tracht mijzelf leeg te maken en zacht, opdat Gods woord zich in de was van mijn ziel kan prenten. Maar in mij staat al een ouder stempel, mij in mijn bloed meegegeven door mijn vader”, zo zegt ze tegen zichzelf op het hoogtepunt van haar tweestrijd.
Kort daarna verliet ze de commune en vertrok naar Amsterdam, waar ze in contact kwam met handelsreizigers en vooraanstaande figuren. De verhalen die zij meebrachten uit de onbekende tropen deden haar na een aantal jaren besluiten een voor die tijd zeer gewaagde stap te ondernemen. Met haar jongste dochter stapte zij op de boot voor een gevaarlijke reis naar Suriname, waar ze zich eindelijk helemaal wilde overgeven aan haar passie van het vlinders bestuderen.
De beschrijving van Van Dullemen van het zeventiende-eeuwse Suriname is zonder twijfel van uitzonderlijk hoog niveau. In dit deel van het boek raakt het leven van Maria dat van de slavin Kwasiba, voor wie Maria een bepaalde genegenheid ontwikkelt, al is vriendschap een misplaatst woord. De slavin blijft wel tot de dood van Maria, jaren later in Nederland, bij haar.
Je kunt bewondering opbrengen voor het feit dat Maria Kwasiba uit de handen van brute plantage-eigenaren en slavenhandelaren, die zij zo verfoeide, heeft weten te halen. Maar Kwasiba bleef ook bij Maria een slavin, met dit verschil dat ze niet werd mishandeld. Voor haar vlinderpassie moest alles wijken en moest iedereen naar haar pijpen dansen. En niet alleen Kwasiba: zelfs haar eigen kinderen kwamen op de tweede plaats.
Ademloos
Dit neemt niet weg dat je als lezer ademloos het pad van Maria volgt. Soms lijken de beschrijvingen van Van Dullemen zo waarheidsgetrouw dat je er niet aan twijfelt dat het allemaal zo gegaan is. Maar de opmerking op de achterflap dat er zo weinig bekend is over het leven van Maria blijft door het hoofd spoken. En zo overheerst het gevoel dat je niet weet of je aan een op feiten gebaseerde biografie bezig bent of aan een uit het brein van Van Dullemen voortgekomen roman.
Maar misschien sluit dat gevoel wel het beste aan bij het leven dat Maria Sibylla Merian heeft geleid. Een leven waarin zij vaak naast de werkelijkheid leefde en haar eigen wereld schiep. Een wereld die Van Dullemen op indrukwekkende wijze heeft geprobeerd te verwoorden. Een wereld die het ook verdient om verwoord te worden, want de realiteit is dat Maria Sibylla Merian een schat aan beeldschone tekeningen en schilderijen van vlinders heeft achtergelaten, waar de wereld van nu haar dankbaar voor moet zijn.