Over deugd en fortuin
Titel:
”Geschiedenis van de klassieke Italiaanse literatuur”
Auteur: Frans van Dooren
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999
ISBN 90 253 0868 6
Pagina’s: 420
Prijs: € 40,79; Titel: ”De koopman van Prato. Het dagelijks leven in middeleeuws Toscane”
Auteur: Iris Origo
Uitgeverij: Het Spectrum, 2001
ISBN 90 274 3343 7
Pagina’s: 395
Prijs: € 21,55.
Er is niets nieuws onder de zon en het is alrede geweest. Zo valt ook het verschijnsel Pim Fortuyn in de Nederlandse politiek te relativeren. De Italiaanse politicus en schrijver Niccolò Machiavelli had het in de vijftiende eeuw al over ’fortuin’. „En hij moet, zoals ik al zei, het goede niet achterwege laten wanneer dat mogelijk is, maar van de andere kant moet hij in staat zijn over te stappen op het kwade wanneer de noodzaak hem daartoe dwingt.”
Gezien het huidige tijdsgewricht van verkiezingen in Nederland mag Machiavelli een zeer intrigerend figuur worden genoemd. De Florentijn (1469-1527) kwam pas op dreef toen hij al bijna dertig was (tegenwoordig is dat bij een goede gezondheid overigens een mooie leeftijd om ergens gerijpt mee te beginnen). Hij werd in 1498 benoemd tot hoofd van de tweede kanselarij van de republiek Florence. Deze belangrijke functie bekleedde hij zeker tot eind 1512.
Zijn werk is misschien het best vergelijkbaar met dat van de hedendaagse gemeentesecretaris. Hij schreef brieven en stelde rapporten op ten behoeve van het bestuur en het gezag. Ook voerde hij besprekingen over de politieke toestand en onderhield hij diplomatieke contacten met het ’buitenland’ van de stadstaat Florence. Deze periode was verstrekkend voor Machiavelli’s politieke denken. Hij reisde en zag veel en kon dus uitstekend inschatten wat wel of niet goed voor Florence was.
In 1512 kwamen de Medici’s weer aan het bewind in Florence. Dat leidde ertoe dat Machiavelli niet veel later ontslag kreeg en tot ambteloos burger werd verklaard. Zelfs verdween hij in 1513 voor korte tijd achter de tralies op verdenking van staatsgevaarlijke activiteiten. Toen hij via een amnestie vrijkwam, zwierf hij twee dagen door de stad en deed hij -o dolce vita- alle kroegen aan. Daarna trok hij zich terug in de lieflijke heuvels van Toscane. Daar noteerde hij wat hij allemaal had meegemaakt. Zijn belangrijkste werk werd ”Il Principe”, de heerser.
Godsdienst
Machiavelli benadert alles in de eerste plaats vanuit de politieke invalshoek. Daarom staat hij bekend als de grondlegger van de politieke wetenschap. Bij politiek handelen moet men volgens hem eerst vaststellen wat het doel is dat men wil bereiken. Vervolgens moet men de middelen die naar dat doel leiden, bestuderen en tegen elkaar afwegen en aanwenden. Wat dat voor middelen zijn, doet voor Machiavelli niet ter zake. Zodoende kan een middel dat moreel slecht is, politiek goed zijn of andersom. Het doel heiligt in Machiavelli’s geval de middelen. Daarom is godsdienst voor Machiavelli politiek gezien nuttig of niet, als het door de machthebber goed of niet goed wordt gebruikt. In deze beschouwing staat de staat voorop. Het individu moet ook wijken voor de staat of de persoon die deze vertegenwoordigt: de heerser.
Frans van Dooren geeft in zijn indrukwekkende ”Geschiedenis van de Italiaanse klassieke literatuur” aan dat machiavellisme altijd synoniem heeft gestaan met gewetenloosheid. Toch is volgens hem Machiavelli’s visie niet immoreel, maar amoreel. „De middelen die nodig zijn om een bepaald politiek doel te verwezenlijken, zijn voor hem niet a priori slecht en in strijd met wat zedelijkheid en godsdienst voorschrijven. Nee, hij wil slechts een rationele methode ontwerpen die elke improvisatie en toevalligheid in het politiek handelen zo veel mogelijk uitsluit.”
Machiavelli constateert dat er in de praktijk een groot verschil bestaat tussen hoe men leeft en hoe men zou moeten leven. Waar christenen streven naar het ideaal, trekt Machiavelli de conclusie dat het beter is zich te houden aan de feitelijke werkelijkheid dan aan de gefingeerde voorstelling ervan…
Geneigd tot alle kwaad
Machiavelli’s naturalistische opvattingen leiden tot zijn stelling dat de mens van nature geneigd is tot alle kwaad, dat eeuwig en onveranderlijk is. Iemand die een staat inricht en wetten ontwerpt, moet ervan uitgaan dat de onderdanen slecht zijn. Niettemin spreekt Machiavelli ook van een vrije wil waardoor de mens, hoe kwaad van nature ook, toch iets kan bereiken dat hij wil realiseren. Dat kan alleen als hij over fortuin en deugd beschikt. Op die manier is Machiavelli’s heerser iemand die „het goede niet achterwege moet laten wanneer dat mogelijk is, maar die van de andere kant in staat moet zijn over te stappen op het kwade wanneer de noodzaak hem daartoe dwingt.”
Duidelijk is dat Machiavelli het compromis verafschuwt. Hij is voorstander van een krachtige persoonlijkheid, een sterke man, een heerser die in Italië orde op zaken kan stellen om het volk tot vrede en welvaart te brengen. Uit de geschiedenis is gebleken dat Machiavelli veel heersers wist te inspireren. Ook iemand als de Italiaanse premier Silvio Berlusconi ziet zichzelf als ’de gezalfde’ die het land alleen redding kan brengen.
Frans van Dooren karakteriseert Machiavelli op heldere wijze in zijn literatuurgeschiedenis, waarin hij de letterkundige ontwikkeling van Italië van 1200-1700 uit de doeken doet. Het is te merken dat aan dit voortreffelijke overzicht meer dan veertig jaar studie en lectuur ten grondslag ligt. Van Dooren, die in 1990 voor zijn vertaalwerk de Martinus Nijhoffprijs ontving, deelt de stof in naar eeuwen en literaire topfiguren, die in hoofdstukken worden behandeld. Deze grote hoofdstukken zijn weer onderverdeeld in kleinere en gewijd aan genres, stromingen of minder toonaangevende auteurs. Al met al leest het boek als een trein omdat het overzichtelijk is en een vlotte stijl heeft.
Het Duecento (dertiende eeuw) bijt met Dante Alighieri, Francesco Petrarca en Giovanni Boccaccio het spits af. Wie wel eens de geneugten van Italië heeft mogen smaken, weet dat de Toscaanse steden daar bol staan van standbeelden gewijd aan de geestelijke vaders van de ”Divina Commedia” tot de ”Decameron”. Dante in het overdadige Florence, Petrarca uit het lieflijke Arezzo en Boccaccio uit het schilderachtige Certaldo. Niccolò Machiavelli en Ludovico Ariosto horen bij het Quattrocento (vijftiende eeuw) - de laatste is de auteur van de beroemde en ook door Ike Cialona in het Nederlands vertaalde ”Razende Roeland” (Orlando furioso).
Levensthema’s
De Italiaanse literatuur biedt echter oneindig veel meer. Historici onder ons kennen de geschiedschrijvers Francesco Guicciardini en Torquato Tasso. Al deze visionair begaafden als wel literaire randfiguren en vrijbuiters componeerden niet alleen kronieken en boeken, maar ook poëzie en proza waarin de levensthema’s aan de orde komen zoals liefde en lijden, leven en sterven, heil en onheil, tragedie en komedie.
Ongelooflijk wat Italië op literair vlak heeft voortgebracht: dichters en prozaïsten, dramaturgen, librettisten, biografen, historici, geleerden en filosofen. Het is door de meeslepende toon en de gezaghebbende kennis van Frans van Dooren dat de lezer van dit boek veel ontmoet dat herkenbaar is en waar hij meer van wil weten.
Niet alleen op literair vlak tart Italië tot op de dag van vandaag elke beschrijving. Zo baseert de Engels-Amerikaanse Iris Origo (1902-1988) op grond van het rijke materiaal uit het alledaagse leven van het Italië aan de vooravond van de Renaissance haar roman over Francesco di Marco Datino. Deze succesvolle koopman uit Prato, vlak bij Florence, liet niet alleen 70.000 gouden florijnen na maar ook talloze kasboeken, koopakten, verslagen en meer dan 140.000 brieven. Deze documenten vormen het fundament van Origo’s vertelling over het kleine, aardse, onschuldige en gewelddadige Prato.
Hoe groot de belastingdruk was die op de burgers in het vijftiende-eeuwse Italië werd uitgeoefend, wordt duidelijk uit de woorden die predikheer Giralomo Savonarola tot hen richtte. „Wanneer jullie zien dat de stad geld nodig heeft, kom haar dan met alles wat je hebt te hulp. Stel je persoonlijke vermogen ter beschikking voor het algemene welzijn… en ik smeek jullie het geld niet tegen rente (ad usura) aan de comune uit te leven, maar voor niets.”
Boetepreken
De in onze kringen nogal eens geprezen Savonarola (1452-1498) is, zo blijkt bij Van Dooren, de uit Ferrara afkomstige predikheer die zich niet alleen als geleerde en schrijver, maar ook als politicus profileerde. Met zijn enorme boetepreken trok hij fel van leer tegen zedenverloedering en corruptie van de kerk. Daarmee kreeg hij veel invloed.
Na de verdrijving van de Medici uit Florence stelde hij in de stad een regering op theocratische basis in. Omdat hij ondanks het preekverbod de paus bleef aanvallen, werd hij in de ban gedaan. Zijn regime was streng en daarom leidde een reactie ertoe dat zijn leven in 1498 op het schavot eindigde, vijf dagen voordat Machiavelli hoofd van de tweede kanselarij werd. Het was Savonarola althans volgens de principes van Machiavelli niet gelukt de heerschappij te handhaven. Hij had de godsdienst niet goed gebruikt en de ethiek verkozen boven de techniek.